385 Musis nummer van mijn blad. Enkele dagen later ontving ik twee drukproeven. Met de ene begon ik het artikel op te maken, de ander zond ik naar de notaris, want misschien dat deze nog wat had aan te vullen op zijn mooie woorden. De volgende dag al werd ik opgebeld, niet door Blaisse maar door Peter van den Boom: wat had ik in godsnaam allemaal durven schrijven, dat notaris Blaisse zo overstuur was en de SG met gerechtelijke stappen dreigde? Journalistiek van het laagste allooi had ik bedreven, misbruik gemaakt van genoten vertrouwen, een poging gedaan het aanzien van het notariaat te bezoedelen! Geen letter van de drukproef mocht in het SG-blad worden gepubliceerd, in het vuur ermee! "En daar geven wij gevolg aan," zei Peter van den Boom, "ik spreek hier namens de hele redactiecommissie. Die Blaisse schijnt veel te vertellen te hebben in Schiedam, dus we doen wat-ie zegt maar je bezorgt me toch wel een kopie van die drukproef hè? Ik wil wel eens lezen wat er van die notaris niet in het blad mag worden gedrukt." Ik ben de proef zelf naar het kantoor van de Schiedamse Gemeenschap in de Plantage gaan brengen. Gretig nam Van den Boom het papier aan en door hem moet het gekomen zijn dat een steeds weer gekopieerde versie van het interview met Blaisse als een soort samizdatgeschrift wekenlang in de welingelichte kringen van Schiedam is rondgegaan. Wat een zelfingenomen jongmens was ik toch met mijn nieuwe journahstiek in Zwart Nazareth. Niets van het oude deugde. In mijn eerste Kerstnummer de jaarlijkse kans om uit te pakken met een dubbeldik blad en hier en daar ook kleur vind ik het in de inleiding nodig om te schrijven dat het in mijn Kerstnummer 'vergeefs zoeken is naar suikerzoete kerstvertellingen' wel kondig ik het 'min of meer obligate kerstgedicht' aan. Ik had de kunstschilder Frans van der Heide uitgenodigd om een omslag voor het decembernummer te maken. Hij was met iets blauws en in mijn ogen beeldschoons gekomen: silhouetten van de drie koningen die onder een volle maan in een kaal landschap met in de verte één gestileerd dennenboompje aan hun historische missie bezig zijn. Bij de grote leesverhalen in het nummer zijn het mijn eigen vier pagina's over de scheidende burgemeester mr.J.W Peek die op de mooiste plaats liggen. Dat afscheid hebben we weer eens zeer vernieuwend aangepakt: niks de burgemeester met lege mooie woorden uitluiden, maar een reconstructie van Peeks levensreis. Met fotograaf Hans Visser en SG- directeurVan den Boom (die een auto had) was ik in enkele dagen naar het geboortehuis van de burgemeester in Culemborg gereden, naar het gymnasium en de universiteit in Utrecht die hij bezocht, door naar de plaats van zijn eerste burgemeesterspost Pannerden, dan rondkijken in Alkemade waar hij van 1933 tot 1946 diende en eindigend in Schiedam en onderweg allerlei mensen aansprekend die goeds en kwaads van Peek wisten, dat alles uitmondend in een kleurrijke biografie zoals ik haar zelf het liefst in het magazine Time van die jaren las. Ik werd bij die aanpak erg gesteund door de als onze 'staffotograaf' geldende Hans Visser. Die had het zo mogelijk nog hoger in zijn hoofd dan ik. Visser, net over de oostgrens in Oud-Mathenesse wonend, was een jaar of vijf ouder en had met zijn kleinbeeldcamera al een flmk eind over de wereld gezworven. Elke keer als we elkaar troffen overlaadde hij me met stapels foto's die niets met Schiedam te maken hadden die hij bij voorbeeld had geschoten in een steegje in de joodse wijk van Rome maar die hij toch graag en meteen in het blad van de Schiedamse Gemeenschap zag afgedrukt. "En jij maakt er dan wel een goede tekst bij met een link naar Schiedam; dat kun jij wel." Hans Visser had ook altijd recente nummers van tijdschriften als Life, Look en Mc Calls bij zich, die hij uitvouwde om me te laten zien hoe vreselijk verkeerd ik het in mijn blad met de lay-out deed. Het moest anders, en wel meteen. "Véél foto's jongen, hard en contrastrijk afdrukken, van de pagina's laten aflopen laat met dat blad van de SG toch zién dat we niet van de straat zijn!" Hij en Hans van der Sloot kwamen eens aanzetten met een artikel over Tosca Balm, een Schiedams dansschoolhoudster van slechts 18 jaar, van wie ze beiden zéér onder de indruk waren ('...een frêle figuurtje in de kille mistige omgeving van een herfstachtig park,' schreefVan der Sloot buiten zichzelf, 'kijkt naar de vijver waarin een zwaan, zinnebeeld van het ballet, een paar eenden het bezit van een halve boterham betwist...').Tosca en haar danskunst verdienden het rijk, zeer rijk geïllustreerd te worden, vond Hans Visser en hij intimideerde me zodanig dat ik de pagina's van het artikel op zijn aanwijzing niet alleen met grote (en aflopende) foto's vulde maar er zelfs stroken contactafdrukken in zette. Hans Visser vertrok op een dag in 1967 naar Rome en ik heb hem nooit teruggezien. Hij had wel tijdig voor een opvolger gezorgd. Dat was Robert Collette, een stuk jonger maar al net zo begaafd en pretentieus. Ook hadden ze een grote zeurderigheid gemeen. Die niet te ontwijken eigenschap was Visser zowel als Collette bijgebracht door Jan Schaper, een charismatische, bij geen enkele muze helemaal uit de verf komende doch zeer rap van de tongriem gesneden zelfverklaarde kunstenaar, die eens bij de geïntimideerde stadsbestuurders het Zakkendragershuisje had losgekletst en daar al enkele jaren een soort sekte leidde. Robert Collette had niet zoveel humor als zijn voorganger en zijn buien van ware of gespeelde hypochondrie misten Vissers ironische toets. Ik ervoer Collette vaak meer als zendeling dan fotograaf wanneer ik met hem op een interview of reportage voor ons maandblad afging. Loodzwaar waren ook steeds zijn overwegingen ten aanzien van het aantal kolommen dat een bepaald onderwerp waard mocht zijn, of de foto's hggend of staand moesten, en hoe de toon van de geschreven woorden hoorde te luiden. Maar bij dit alles zorgde Robert Collette, bedrukt gemoed of niet, voor de prachtigste foto's in ons blad. Ik heb de eindredactie van de Schiedamse Gemeenschap tot het vooqaar van 1970 gedaan. Elk jaar werd het budget een beetje groter en kwamen wij de eindredacteur, de zeurderige fotograaf en die begaafde jonge journahsten en andere schrijvers die zo graag voor het blad werkten dichter in de buurt van ons ideaal: een én cultureel én journalistiek én essayistisch én metropolistisch magazine waar de gewone Schiedamse,Vlaardingse en Rotterdamse pers nog een puntje aan zuigen kon. De kerstnummers werden steeds uitbundiger en er verschenen specials over de twintigste veijaardag van de bevrijding, de manier waarop Schiedam met haar ouderen omging, de opening van de Beneluxtunnel. Een keer kregen we toestemming en werden ook, iets geheel nieuws, 'sponsors' gevonden voor het drukken van een blad in fullcolour over het heropende Stedelijk Museum. In de loop van 1969, toen ik een boek over het bombardement op Rotterdam aan het schrijven was, begon mijn aandacht voor het blad van de Schiedamse Gemeenschap te verslappen. Het kwam steeds vaker voor dat ik kopij en foto's te laat afleverde bij drukkerij Roelants. Op een dag in mei 1970 vroeg Peter van den Boom me of ik het erg zou vinden wanneer hij mij als eindredacteur ontsloeg. 'Eigenlijk niet,' zei ik,'maar ik hoop wel dat ik af en toe nog een stukje voor de SG zal mogen schrijven.' Dat mocht.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 385