Toch is oprechte
twijfel ook
gerechtvaardigd.
De nu uitgesproken
intentie om tot een
Vlaardings
stadsmuseum te
komenklinkt voor de
hand liggendmaar
de werkelijkheid is
iets gecompliceerder
en vooral
weerbarstiger.
Musis 390
Uü
Q
CC
Vlaardingse musea, geeft daarom de
grootse plannen van de wethouder en
de directeur het voordeel van de twijfel,
zeker zolang zij nog aan de nadere
invulling ervan werken.
Toch is oprechte twijfel ook gerecht
vaardigd. De nu uitgesproken intentie
om tot eenVlaardings stadsmuseum te
komen, klinkt voor de hand liggend,
maar de werkehjkheid is iets gecompli
ceerder en vooral weerbarstiger.
Vlaardingen heeft immers al jaren een
museumprobleem, en is er tot heden
niet in geslaagd dat daadwerkelijk op te
lossen. In 1962 is in Vlaardingen de
Stichting Visserijmuseum opgericht met
het doel in het nieuwe, toen snel
industrialiserende Vlaardingen de
herinnering levend te houden aan de
bedrijfstak die voor de economische en
sociale vormgeving van Nederland
grotendeels, en voor de opkomst van
Vlaardingen helemaal bepalend is
geweest: de visserij. De motor achter het
museum was burgemeester Heusdens, en
zijn directeur was Joop van Dorp.
Zij vonden dat de geschiedenis van de
visserij als bedrijfstak alleen recht werd
gedaan met een professioneel museum
dat de hele geschiedenis van de
Nederlandse visserij documenteerde, en
niet alleen die van de Vlaardingse
haringvisserij. Ze gaven blijk van visie,
want geen enkel Nederlands museum
besteedde toen op wetenschappelijk
niveau aandacht aan die tak van de
economisch-maritieme geschiedenis.
Dankzij beider inzicht en inzet ging het
nieuwe Vlaardingse museum ook in
andere opzichten een pioniersrol spelen.
Daar en nergens anders, werd voor het
eerst de computer gebruikt voor het
ontsluiten van een museumcollectie.
Nederland Museumland stond aan de
vooravond van de doorbraak van de
automatisering en de overzichtehjke
collectie van het jonge Visserij museum
was de ideale proeftuin. Met geld van
het toenmalige ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur, en onder
leiding van de Vlaardingse historicus en
automatiseringspionier Jan van der
Voort, werd in het Visserijmuseum het
Visdoc-systeem ontwikkeld, dat
uitgroeide tot het lang in de
Nederlandse maritieme musea gebruikte
Mardoc-systeem. Tegen die achtergrond
is het dan ook cynisch om in het
rapport van Andersson Elffers Felix over
het Visserijmuseum de tenminste
tendentieuze mededehng aan te treffen
dat de bibliotheek niet is opgenomen in
een digitale catalogus. Het grootste deel
van de bibhotheek en vrijwel de gehele
collectie zijn zo geregistreerd dat het
museum de toets van de kritiek
moeiteloos kan doorstaan. Tenminste
kortzichtig is het dat de sterk
versnipperde visserijbranche de
gemeente Vlaardingen altijd alleen voor
het branchemuseum heeft laten
opdraaien en nooit bereid is geweest het
financieel te ondersteunen, zoals
bijvoorbeeld de gedistilleerdbranche dat
wel doet met museum De Gekroonde
Brandersketel in Schiedam. Dezelfde
kortzichtigheid kenmerkte omstreeks
1980 de weigering van het ministerie
van WVC om het museum nationale
betekenis én de daarbij horende
subsidiëring toe te kennen. Toen het
water omstreeks 1990 het museum en
de gemeente Vlaardingen echt aan de
hppen stond, leek de vorming van de
Stadsprovincie uitkomst te gaan bieden.
Het Visserijmuseum werd als enige
museum buiten Rotterdam inhoudehjk
en professioneel belangrijk genoeg
geacht voor de stadsprovinciale status, en
het gesprek daarover met het
projectbureau verliep constructief. Een
samenwerkingsverband met het
Maritiem Museum in Rotterdam lag
voor de hand, en werd door de
gemeente en door directeur Frits
Loomeijer enthousiast ondersteund.
Toen de stadsprovincie door het
beroemde referendum voor lange tijd
uit het zicht verdween, kwam ook aan
deze mogelijkheid om het
Visserijmuseum een wat steviger basis te
geven een eind.Voor Loomeijer was dit
het einde van zijn ambities met het
Visserijmuseum. Hij vond dat dit
museum alleen recht van voortbestaan
had als landelijk instituut. Toen duidelijk
was dat die kans verkeken was, en het
Nederlands Scheepvaartmuseum in
Amsterdam hem een functie aanbood als
conservator op zijn favoriete terrein, de
scheepsbouw, besloot hij te vertrekken.
Het Visserijmuseum bleef verweesd
achter, en de gemeente nam een 'time
out'. Een museumprobleem dat
jarenlang had gesluimerd werd pijnlijk
zichtbaar.
[alinea]
Een tweede probleem diende zich
ongeveer in dezelfde tijd aan. In 1975
maakte de Vlaardingse zakenman Jan
Anderson van zijn verzamelhobby een
semi-professie. In een voormalige
boerderij aan de Kethelweg in
Vlaardingen opende hij een particulier
museum, waarin hij zijn aanzwellende
verzameling gebruiksvoorwerpen
onderbracht, en dat hij -bescheiden-
Streekmuseum Jan Anderson noemde.
Hij verzamelde niet zomaar, en ook de
naam streekmuseum kwam niet uit lucht
vallen. Anderson had en heeft een
duidelijke missie: het laten zien van alles
wat de mens in en rond Vlaardingen in
zijn lange geschiedenis heeft gebruikt,
zulks tot vermaak maar vooral tot
lering. Hij heeft vijfentwintig jaar lang
een zo actief en visionair
eenmansverzamelbeleid gevoerd dat hij
inmiddels in de museumwereld een
begrip is. Musea weten voor hun
exposities de weg naar Jan Anderson te
vinden, vooral als in die
tentoonstellingen het dagelijks leven
tijdens de Tweede Wereldoorlog
zichtbaar gemaakt moet worden. Zijn
collectie telt inmiddels vele
tienduizenden voorwerpen, prenten,
kranten, foto's en ansichtkaarten, maar
ook een forse bibliotheek en een rijke
handtekeningencollectie. Jan Anderson
heeft een droom. Hij hoopt al jaren dat
zijn streekmuseum de basis kan gaan
vormen van eenVlaardings Historisch
Museum en heeft daarom in 1995 de
gemeente Vlaardingen niet alleen zijn
collectie aangeboden, maar ook f 30.000
per jaar om de eerste vijfjaar de huur te
kunnen betalen. Aan dit royale gebaar
waren wel een paar voorwaarden
verbonden. Zo zou het nieuwe museum
er in die vijfjaar in moeten slagen
25.000 bezoekers per jaar te trekken, en
zou de hele collectie naar de schenker
teruggaan, als dat niet lukte. Hij wist