Hij haalde de
overtuigde
Vlaardinger Jeroen
ter Brugge terug uit
Utrecht en kreeg
Jan Anderson zover
dat die wat water in
zijn wijn wilde doen
391 Musis
ook hoe het museum georganiseerd
moest worden. Museum Hoogstad zou
de geschiedenis tot circa 1500 voor zijn
rekening nemen, en hij zelf de eeuwen
daarna. In deze opzet was voor een
zelfstandig Visserijmuseum geen plaats.
In Musis nr. 7 van 2000 vertelt hij dat
na zijn aanbod een werkgroep werd
gevormd om de haalbaarheid van zijn
plan voor een historisch museum in de
Vlaardingse binnenstad te toetsen, maar
dat het daarna stil bleef, tot in 1999
Andersson Elffers Felix opdracht kreeg
een 'quick scan' te doen. Hij nam aan
'dat ze het idee hebben voor een
historisch museum waar mijn collectie
met die van het archeologisch museum
Hoogstad en die van het Visserijmuseum
moet worden samengevoegd'. Daar
voelde hij in het geheel niets voor. 'Het
moet een apart museum worden voor
de stadsgeschiedenis', aldus Jan Anderson
in dezelfde aflevering van Musis.
Volgens Frits Loomeijer hebben de
gesprekken over een stadshistorisch
museum, met forse onderbrekingen, vier
jaar geduurd en was het moeilijk tot
overeenstemming te komen. Hij denkt
dat alles in een stroomversnelling is
gekomen, toen Donna Horbach, die na
zijn vertrek tijdelijk met de directie van
het museum was belast, genoeg had van
de stroperigheid van de discussie en
verklaarde dat ze ermee op wilde
houden. Wethouder Kees van der Windt
zag het museum geheel stuurloos
worden, en besloot de knoop door te
hakken. Hij haalde de overtuigde
Vlaardinger Jeroen ter Brugge terug uit
Utrecht, en kreeg Jan Anderson zover
dat die wat water in zijn wijn wilde
doen. Zo geschiedde het dat het
Rotterdams Dagblad op 31 oktober
2000 kon berichten dat de drie
belangrijkste Vlaardingse musea op 1 juli
2001 zullen fuseren tot één museum
met als thema de geschiedenis van
Vlaardingen, en als directeur Jeroen ter
Brugge.
De eerste stappen van een kind zijn
altijd de moeilijkste. Die stappen zijn nu
gezet, en de neuzen staan eindelijk
dezelfde kant op. Hobbels blijven er, en
sommige lijken moeilijk te nemen.Van
de drie collecties moet nog onderzocht
worden of ze samen sterk genoeg zijn
om een volwaardig en levendig
historisch museum te dragen. De
wethouder doet daar luchtig over: 'Zo
niet, dan vullen we die aan'. De
directeur is iets voorzichtiger: 'dan
ontstaat er een nieuwe situatie'. De
grootste hobbel is waarschijnlijk het
geld, want plannen maken is leuk, maar
je kunt ze pas realiseren als ze ook
betaald kunnen worden. De grote
collectie van het Streekmuseum Jan
Anderson moet nog helemaal
geregistreerd worden, een karwei dat
veel menskracht en vooral geld gaat
kosten. Ook iets te gemakkelijk wordt
aangenomen dat het nieuwe museum
gehuisvest kan worden in het huidige
Visserijmuseum. Wie ooit in het
Streekmuseum Jan Anderson is geweest
en alleen al de immense bibliotheek
kent, weet hoeveel ruimte en
bouwkundig draagvlak nodig zal zijn
om Anderson en al zijn collecties
waardig te kunnen ontvangen. Het lijkt
dan ook erg optimistisch om te denken
dat de hele operatie budgetneutraal kan
worden uitgevoerd, en alleen al daarom
is met de budgettering grote haast
geboden. En dan is er natuurlijk nog Jan
Anderson zelf. Hij wil -terecht- dat hij
en zijn collectie in het nieuwe museum
herkenbaar zijn. Volgens Jeroen ter
Brugge kan dat gewoon door de
bezoeker visueel duidelijk te maken uit
welk van de samenstellende musea de
geëxposeerde voorwerpen afkomstig
zijn. Het is duidelijk. Er moet zo snel
mogelijk een bedrijfsplan komen dat
inzicht geeft in de middelen die nodig
zijn voor deze ambitieuze plannen. En
middelen, om ieder misverstand bij
voorbaat weg te nemen, betekent: staf,
budget, en fysieke ruimte!
Terug naar de wethouder en zijn
directeur. De wethouder brengt de
politieke wil in, een in deze
omstandigheden belangrijk wapen. Hij
benadrukt echter dat dat niet voldoende
is, omdat de financiering niet alleen van
de gemeente Vlaardingen kan komen.
Die is bereid meer dan de huidige
subsidie voor het Visserijmuseum in het
nieuwe museum te steken, maar ook
andere partijen zullen moeten meedoen.
Hij beseft dat er nog veel zal moeten
worden gemasseerd, maar dat is dit
nieuwe culturele visitekaartjes van zijn
stad hem wel waard. De positie van de
directeur is ook niet gemakkelijk, want
die moet voor de vele, soms schijnbaar
onoplosbare problemen, de oplossingen
vinden. Jeroen ter Brugge weet, waar hij
aan begint, maar hij is toch vol
vertrouwen, want 'met een goed verhaal
en een rotsvast geloof in je
onderneming kun je veel bereiken'. Hij
rekent op een breed draagvlak in
Vlaardingen, omdat in het nieuwe
museum de visserij prominent zal
terugkeren, zij het met de nadruk op
Vlaardingen, en in een stadshistorische
context. Het museum zal laten zien hoe
de visserij eeuwenlang de economische
motor van Holland is geweest, waarom
Vlaardingen al vroeg een van de
belangrijkste vissersplaatsen werd, en
hoe de visserij juist hier zo lang heeft
kunnen gedijen. Maar dat natuurlijk niet
zonder veel aandacht te besteden aan de
geschiedenis van het dagelijks leven dat
ook in hoge mate bepaald werd door de
visserij. De collectie van het
Visserij museum bestaat voor ongeveer
75% uitVlaardings materiaal. Aangevuld
met de bodemvondsten van Hoogstad
en het dagelijks leven van Jan Anderson,
moet dat waarachtig wel kunnen.
Bovendien doet ook het Gemeente
archief mee, dat nu nog alleen bronnen
materiaal en kennis levert, en nog niet
wordt opgenomen in het centrum voor
Vlaardingse geschiedenis in wording.
Resteert de transformatie van het
Visserijmuseum van een nationale
instelling met een -gedeeltelijk-
nationale visserij collectie tot een
stadshistorisch museum. Jeroen ter
Brugge denkt dat de nationale delen van
de collectie hun weg wel zullen vinden
in het steeds liberalere museale
bruikleenverkeer. Misschien een idee
voor de nieuwe werkgever van Frits
Loomeijer. Het Amsterdamse
Scheepvaart Museum gaat zijn opstelling
de komende jaren materieel en
inhoudelijk geheel vernieuwen.
Het museum zou er wijs aan doen in
die nieuwe opstelling extra aandacht te
besteden aan de geschiedenis van de
Nederlandse visserij. Conservator Frits
Loomeijer weet in Vlaardingen wel een
paar fraaie stukken te vinden.
Met Jeroen ter Brugge valt dan over een
bruikleen beslist te praten.
30
O
CD
O