SLUIT SCHIEDAM?
Jaap van der Stel
De gevolgen der dronkenschap zijn verschrikkelijk, doch het genot zelf heeft zijne bekoorlijkheid.
Zoo lang de bedwelming aanhoudt, is het geluk volmaakt.
Dit schreef de Engelse arts Robert Macnish in het begin van de negentiende eeuw.
Deze uitspraak vat de menselijke ervaring van eeuwen voor en na hem nog steeds treffend samen.
73 Musis
ot in de middeleeuwen was de zorg over onmatig
1 gebruik van drank (wijn en bier) niet iets waar de
I autoriteiten van toen zich druk over maakten, anders
I dan uit overwegingen van openbare orde. Feodale
I heersers, kerkelijke en stedelijke autoriteiten manen op
gezette tijden het volk tot inperking van hun losbandig
gedrag, en bestrijden excessen. Uit deze tijd zijn er evenzoveel
bewijzen te vinden waarin de zegeningen van wijn en goed
bier worden bezongen, als de onmatigheid wordt gegispt. Er
bestaat dan ook nog geen coherent geheel van opvattingen
over (vermeende) oorzaken van de onmatigheid. De
machthebbers richten hun aandacht vooral op de gevolgen
van het drankgebruik, en hun middelen ter beteugeling van
ongewenst gedrag beperken zich tot het toepassen van geweld
en uitvoeren van justitiële maatregelen. De hoogte van het
drankgebruik is hierdoor niet beïnvloed. Deze is nog
hoofdzakelijk afhankelijk van economische ontwikkelingen.
Niettemin willen in de late middeleeuwen de heersers steeds
meer invloed uitoefenen op de drinkgewoonten. In eerste
instantie richt hun aandacht zich op het volksdeel waarmee
zij het meest te maken hebben, de hovelingen, dan op de
burgerij, het stedelijk proletariaat en tenslotte de
plattelandsbevolking.
Norbert Elias heeft de sociale en culturele veranderingen in
West-Europa, alsmede de psychische voorwaarden en
gevolgen daarvan blootgelegd. Een wezenlijk bestanddeel van
civilisatie is de zelfdwang, de zelfbeheersing, die zich
aanvankelijk richt op zinnelijke en vitale functies, maar zich
allengs uitbreidt tot de sociale omgangsvormen.
De eeuwwisseling in 1500 markeert een breuk in het denken
over drank en dronkenschap. Humanisten en de navolgers van
Maarten Luther en in Nederland van Calvijn, trekken ten
strijde tegen onmatigheid en luxueus vertoon. In de zestiende
en zeventiende eeuw, maar ook in de daarop volgende
eeuwen, zijn het in Nederland vooral de calvinisten die de
toon zetten, eerst als predikant, geneesheer of dichter, en
vanaf de negentiende eeuw ook als onderwijzer. Zij
vertegenwoordigen de middengroepen, die het meest
pregnant het verschil tussen goed en kwaad weten te
verwoorden. Hoewel zij zich oriënteren op de
maatschappelijke bovenlaag, streven zij deze in radicaliteit
voorbij, om zowel hun naar boven gerichte strevingen, alsook
hun wens zich te onderscheiden van de onderliggende laag,
duidelijk uit te drukken. Dit proces doet zich later ook voor
bij de grote maatschappelijke emancipatiebewegingen en
wordt ook daar zichtbaar in hun afwijzende houding
tegenover drank.
Toch is er in de eerste eeuwen na de middeleeuwen nog geen
sprake van drankbestrijding, in de betekenis die wij er heden
ten dage aan geven. De kritiek blijft beperkt tot de excessen.
Bovendien ontbreekt het theoretisch instrumentarium om de
verschillende vormen van dronkenschap of dronkaards van
elkaar te kunnen onderscheiden. Daarom ontbreken ook
meer gedifferentieerde technieken om de gesignaleerde
problemen aan te pakken. In deze tijd veranderen de
drinkpatronen ingrijpend: we kunnen spreken van een
geleidehjke cultivering van het drinkgedrag, ook al leidt dit
niet tot een daling in het gebruik. In de Gouden Eeuw is er
zelfs sprake van een ritualisering van het vele drinken, het bij
bepaalde gelegenheden niet aheen geaccepteerde maar zelfs
verplichte excessieve drankgebruik.
De veranderingen in het drinkgedrag in deze tijd zijn niet het
resultaat van doelbewuste sociale interventies. Ingrijpend, als
economische interventie, is wel de introductie van het
gedistilleerd, de sterk alcoholhoudende drank die geen enkele
dorstlessende functie meer heeft, en behalve vanwege de
smaak, om zijn roesverwekkende eigenschap wordt
gedronken. Schiedam is lange tijd de belangrijkste producent
van sterke drank. Allengs neemt het gedistilleerd als
brandewijn en later hkeur een vaste plaats in in het
drankassortiment van de hogere bevolkingslagen. Bij de lagere
klassen vervangt het gedistilleerd in de vorm van jenever in
de loop van de achttiende eeuw het bier. Door tijdgenoten
wordt vooral dit laatste gezien als een dramatische
ontwikkeling. Aan het einde van die eeuw worden veel van
de maatschappelijke noden al rechtstreeks in verband gebracht
met sterke drank. Niet alleen het drinkgedrag van het volk
staat onder kritiek. Zelfbeheersing, het meester zijn over de
eigen geest en het gedrag, wordt meer en meer gezien als een
noodzakelijke voorwaarde voor verlicht burgerschap. Matig
gebruik van drank en de versobering van de traditionele
drinkrituelen worden nastrevenswaardige doelen. Sluit
Schiedam! roepen de critici van sterke drank.
De keerzijde van de drankmatiging, althans het propageren
daarvan, is de individuele worsteling tegen het hevige
verlangen naar de beneveling. De overmatige gebruikers zijn
slaven van de drank geworden. Deze waarneming kunnen we