LC0N0L Musis 74 interpreteren als een bewijs voor het reëel bestaan van een onvermogen tot zelfbeheersing, maar ook als aanwijzing voor het ontstaan van een maatschappelijke eis daartoe. Om de zelfbeheersing met betrekking tot het gebruik van drank te bevorderen, en indirect ook de drankzuchtigen te helpen, ontstaat begin negentiende eeuw de eerste sociale beweging van de moderne tijd. Minder tegen de drankmisbruikers dan tegen de drank zélf richt zich de strijd. In eerste instantie moet de sterke drank het ontgelden, als symbool van maatschappelijke ellende en verlies van de goede zeden. Het streven is erop gericht de sterke drank af te schaffen en het volk op te voeden tot beschaafd gedrag, spaarzaamheid en arbeidszin. Een direct resultaat is lange tijd niet waarneembaar: tot ver in de negentiende eeuw blijft de hoogte van het jenever- en biergebruik een directe functie van economische ontwikkelingen en fiscale maatregelen. Niettemin worden de fundamenten gelegd waarop in de laatste twee decennia van Oplaag 50.000 ex. ■pas^ MEI 1059. LAUWE ROTTERDfINNER De Blauwe Rotterdammer, mei 1950, Collectie G. van BaarseI de negentiende eeuw een meer radicale vorm van drankbestrijding, de geheelonthouding, kan ontstaan. Tevens overwint de liberale overheid dan haar schroom om als nachtwakerstaat uitdrukkelijk nie't in het particuliere leven van de burgers in te grijpen. Vanuit het motief van de handhaving van de openbare orde, en met het risico van het verlies van de inkomsten uit accijnzen op de koop toegenomen, wordt langzamerhand het aantal verkooppunten van drank aan banden gelegd. Of het overheidshandelen een belangrijke invloed heeft gehad op de drinkgewoonten en de hoogte van de consumptie zelf kan worden betwijfeld. Dat was trouwens ook niet het oogmerk van het beleid. Het ging om de beteugeling van openbare dronkenschap. Van meer betekenis is het massief aan verenigingen en acties, die binnen een allengs sterker verzuilde structuur en cultuur, de strijd tegen de drank verbeeldden als de noodzakelijke voorwaarde daarvoor, als het pièce de resistance van de zelfbeheersing die nodig is om zich voor de eigen zuil te kunnen inzetten en voor zichzelf en de eigen groep een plaats te verwerven in een gemoderniseerde maatschappij De drankbestrijders, die in hun hoogtijdagen gerekruteerd worden uit brede lagen van de bevolking, kunnen bogen op succes, wanneer we dat tenminste afmeten aan de enorme daling van het drankgebruik tussen 1900 en 1920.Voor het eerst daalt de consumptie wanneer de welvaart stijgt, terwijl de ellende van de crisistijd daarna niet de gevreesde stijging in het gebruik laat zien - het tegendeel is het geval. Na de Tweede Wereldoorlog raakt de georganiseerde drankbestrijding het spoor bijster en verliest zij haar greep op het drinkgedrag van de bevolking. Dit gaat gelijk op met de ontzuiling van de samenleving. De zuilen, de maatschappelijke complexen van katholieke, protestants-christelijke, sociaal democratische en vrijzinnige signatuur, verhezen allengs de overheersende greep op hun volksdeel. Ontzuiling gaat hand in hand met individualisering en accentuering van het zélf willen bepalen hoe men zich gedraagt en wat men denkt. Ofschoon hiermee geen rechtstreeks verband mag worden gelegd, is het een feit dat de afbraak van de zuilen samen is gegaan met een zeer sterke toename van de consumptie van alcohol. De winst van de drankbestrijding wordt in enkele decennia weer tenietgedaan, zij het dat het een cruciaal verschil is dat de sterke drank blijvend uit de gratie is. Pas in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, op het moment dat de consumptiestijging reeds is gestopt, ontstaat opnieuw enige maatschappelijke onrust over het drankgebruik en de daarmee verbonden problemen. Nu zijn het de deskundigen, preventiewerkers, onderzoekers en beleidsmakers die de toon zetten en de techniek van het beheersen van alcohol weer op de agenda proberen te krijgen. Het succes van de drankbestrijding, einde vorige en begin van deze eeuw, is gelegen in het feit dat maatschappelijke stijging in deze periode sterk werd gekoppeld aan zelfbeheersing. Dat

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2001 | | pagina 74