75 Musis verloor de verzuilde en gereguleerde wijze waarop de maatschappij was opgebouwd zijn kracht, en als gevolg daarvan verloren ook de collectieve vormen van gedragsregulering aan invloed. Statistisch gezien nam de verslaving aan roesmiddelen (naast alcohol hadden inmiddels de drugs hun intrede gedaan) toe. Niettemin bleef de onderstroom er één van toename van de zelfbeheersing. Deze stelling wordt ondersteund door de waarneming dat - zonder een duidelijke, bijvoorbeeld economische oorzaak - in Nederland eindjaren zeventig de stijging van de consumptie van alcohol afvlakte en daarna tot stilstand kwam. Zeker gezien de voorafgaande sterke stijging was dit opvallend. De stabilisatie trad al op, vóórdat de overheid en maatschappelijke instellingen zich met alcoholpreventie gingen bezig houden en poogden consumptiebeperkende maatregelen door te voeren. Bijzonder aan de naoorlogse periode is, zo beschouwd, niet het toegenomen aantal 'verslaafden' aan alcohol, maar het enorme aantal mensen dat (zonder de oefening in zelfbeheersing een collectief karakter droeg waar het het gebruik van sterke drank betrof, is goed verklaarbaar. Jenever was het enige middel dat de lagere klassen ter beschikking stond om zich te ontspannen, zichzelf in een roes te brengen, en waaraan zij zich ook te buiten konden gaan. In een periode waarin de zelfbeheersing nog heel fragiel was, en door het minste en geringste verbroken kon worden, waren ondersteunende maatregelen en voorzieningen vereist. De uiterlijke dwang tot zelfbeheersing moest zo groot mogelijk zijn. Daarom werd geijverd voor (staats)controle. De drankbestrijding organiseerde collectieve rituelen tot zelfbeheersing en zette alle beschikbare middelen in om de drank en de kroeg, die verlies van zelfbeheersing zouden kunnen uitlokken, in een kwaad daglicht te stellen. Toen in de eerste decennia van de twintigste eeuw de angst voor dit verlies groter werd, groeide de behoefte - door het overnemen van de principes van de geheelonthouding en het uiten van de eigen superioriteit - de riskante ontmoeting met drank volledig te mijden. De (worsteling met de) geheelonthouding kenmerkte de drankbestrijding na 1900. Geheelonthouding gold als superieur. Vanaf het moment dat de externe controle op het drankgebruik afnam en een groter beroep werd gedaan op persoonlijke verantwoordelijkheid (zie de Drank- en Horecawet), ging dit gelijk op met een stijgend consumptieniveau. De drinkers konden niet meer terugvallen op traditionele, maatschappelijke drinkgewoonten die hun drankgebruik binnen de perken hadden kunnen houden: de drankbestrijding had deze met succes weten af te schaffen. Tegelijkertijd echter Uitgave Machinisten-geheelonthouders, Collectie Bols Archief

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2001 | | pagina 75