CAFÉ ROTTERDAM Peter de Lange Musis 78 Televisie, internet en de aanbiedingen van de slijterketens houden veel potentiële cafébezoekers thuis. Uitgaan is synoniem geworden met dineren in een exclusief restaurant. Staat veel sjieker dan een biertje drinken in het café op de hoek. Trouwens: op welke straathoek vind je nog een café? Straathoeken zijn de vestigingsplaatsen geworden van de Alternatieve Middenstand. Logopedisten, fysiotherapeuten, verzekeraars, beleg gingsadviseurs. Allemaal ondernemers die in heel andere zaken doen dan Hollandse gezelligheid. Het drukbezochte Café Rotterdam op de hoek van de Stationsstraat en de Parallelweg inVlaardingen behoort tot de laatste populaire bruine kroegen van de oude haringstad. Ofschoon de zaak het nooit van de vissers heeft moeten hebben. Die gingen drinken aan gene zijde van de haven, in het Volksgebouw en in Klein Delta. De cliëntèle werd van meet af aan vrij strikt gescheiden door het water, vertelt de 45-jarige eigenaar van Café Rotterdam, Fred Prins. „Hier kwamen de zeelui, daar de vissers." Die zeelui waren afkomstig van schepen die in de Waterweg voor anker gingen en hun vracht overlaadden op kleinere schuiten omdat de Rotterdamse havens tijdelijk wegens bagger- en uitbreidings werk niet toegankelijk waren. In welk tijdperk deze episode zich afspeelde, weet Prins niet precies; hij schat dat het begin jaren dertig was, in ieder geval betrek kelijk kort na de opening van het café, en dat was op 12 mei 1928. De bemanningen van de voor anker gegane schepen lieten zich naar het Vlaardingse Hoofd roeien en gingen daar op zoek naar vertier. Op de pui van de eerste kroeg die ze tegenkwamen, op de grens van een stad en een uitgestrekte polder, lazen ze het woord Rotterdam. Een uitgekookt commercieel foefje van de kroegbaas, maar wat hadden die uitheemse varensgasten daar voor weet van? Ze veronderstelden dat ze een beroemde wereldstad hadden bereikt en nieuwsgierig naar haar verlokkingen traden zij binnen. Er waren veel Finnen, Zweden en Noren onder deze eerste klanten en die volken hielden ook toen reeds van een stevig glaasje. Ze bezorgden het café al gauw een slechte naam. InVlaardingen deden geheel op waarheid berustende geruchten de ronde dat in die obscure gelegenheid bij het station alles gebeurde wat God verboden had. Gokken, hoeren, snoeren, de fatsoenlijke burgerij sprak er gretig schande van. Tientallen jaren later, toen Fred Prins er als kelner was aangenomen en zijn opa van dat heuglijke nieuws op de hoogte ging brengen, ontstak de grootvader in hevige woede. Prins: „Hij vond het helemaal niks. Louter dankzij die slechte naam uit het verleden." Ten tijde van die beruchte Scandinavische periode was het café eigendom van Bertus Zijdenbos. Maar in de praktijk werd de zaak vooral gedreven door zijn vrouw, die onder de gasten bekend stond als 'Moe'. Bertus verdween nog verder naar de achtergrond na de aantijging dat hij op de stoep een Noor had doodgeslagen. Later bleek dat de zaak minder dramatisch in elkaar stak. Er lag slechts een Noor die Café Rotterdam had bezocht in het ziekenhuis. Niettemin verbood de gemeente Vlaardingen Zijdenbos de verdere uitoefening van zijn vak, waarop de algehele leiding van de zaak overging op Moe en Bertus naar zee verdween aan boord van zijn jacht Santa Maria. Hij bleet lang weg, maanden jaren. Later leidde zijn verbanning nog tot een topprestatie. In de jaren zestig maakte hij naam als de eerste zeiler die solo rond de wereld voer tijdens een tocht die drieënhalf jaar in beslag nam. Een afbeelding van zijn zeiljacht is terug te vinden op een pilaar in het café. Op de wanden zijn ook andere zeilschepen geschilderd, als hommage aan de zeelui die de kroeg zo lang hebben bevolkt. Na die woelige beginperiode kwam de zaak gaandeweg in rustiger vaarwater terecht. Zijdenbos deed de kroeg uiteindelijk over aan HansVoets, een vaste klant die al een café had in Zierikzee en die iedere week een dagje inVlaardingen kwam kaarten.Voets zou tien jaar het bewind voeren in café Rotterdam. Na de overname ging hij op zoek naar personeel en op zekere ochtend engageerde hij een jongen die elke werkdag aan de bar een uitsmijter zat te eten. Dat was Fred Prins, zijn latere opvolger. Maar dat wist Voets toen nog niet. En Prins wist het evenmin. Hij was op dat moment niet meer dan een gesjeesde scheepskok-in-wording die emplooi had gevonden in de bakkerij van Scholtes in de Callenburgstraat. Prins: „Voets vertelde dat hij mensen zocht. Ik zei dat ik wel wilde. Kun je bier tappen, vroeg hij. Ik knikte. Ik had het in militaire dienst geleerd. Tap er dan eens tien achter elkaar, zei hijHet was 's mor gens vroeg en er zat nog niemand in de zaak. Ik zette tien biertjes op de bar.Toen ze daar stonden, moest ik ze alle tien opdrinken. Zo ben ik hier begonnen." Bakker Scholtes nam het vertrek van zijn knecht sportief op. Hij zei: als het je daar niet bevalt, kom je maar bij me terug. Maar Prins kwam niet terug. Hij had zijn draai gevonden. De omgang met mensen beviel hem beter dan het kneden van deeg. En café Rotterdam oefende een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uit. Wie het eenmaal heeft bezocht, krijgt er een binding mee, is zijn ervaring. Dat geldt zowel voor de klanten als het personeel. „De zaak bestaat nu een kleine driekwart eeuw en ik ben na Zijdenbos en Voets pas de derde eigenaar. In de horeca is dat uniek. Daar is drie, vier jaar het gemid delde. Ik zit hier al vierentwintig jaar. Ook de mensen die hier werken houden het veel langer vol dan elders. Er heeft hier achtenveertig jaar een nichtje van Zijden bos gestaan. Ze kwam op haar twaalfde in dienst. Met vijfenveertig dienstjaren heb ben we gezorgd dat ze een koninklijke onderscheiding kreeg. De anderen zijn ook allemaal blijvers. Ik heb nog nooit iemand ontslagen. Wie hier weggaat, doet dat om praktische redenen. Om z'n positie te verbeteren, en dergelijke."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2001 | | pagina 78