AFSCHAFFERS EN AANKLAGERS
DE GOEDE
RAADGEVER
- 1912 -
Gert-Jan van Rijn
83 Musis
ALMANAK VOOR
In 1911 tekent de Engelse kunstenaar Walter Crane
voor de nv een affiche: Sint Joris en de drank. Op de
omslag van de almanak verschijnt een afgeleide van
de tekening.
De Goede Raadgever, Almanak voor 1912. Foto iisg
Omslag 1912
In 1838 verscheen een brochure met de
aandachttrekkende titel; 'De jenever
erger dan de cholera'. Hiermee gooide
de predikant O.G. Heldring, bewust een
zware knuppel in het hoenderhok.
De cholera-epdimieeën die met grote
regelmaat uitbraken eisten tienduizen
den slachtoffers onder de bevolking van
- vooral - de grote steden. Heldring was
niet de eerste de beste. Hij was een
bekend predikant die later één der
voormannen van het Reveil zou zijn,
zich beijverde voor - de aanvankelijk
omstreden - interne kolonisatie van het
Nederlandse platteland, met als belang
rijk resultaat de inrichting van de Anna
Paulownapolder en richtte in Zetten
verschillende inrichtingen voor sociaal
werk op die tot op de dag van vandaag
voortbestaan als de Heldring-stichting.
De oorzaken van het uitbreken van de
cholera moeten vooral worden gezocht
in de overbevolking van de binnen
steden en het ontbreken daar van
sanitaire en hygiënische voorzieningen.
De weerstand van de werkende
bevolking was laag door eenzijdige en
vaak gebrekkige voeding. Werkdagen
van zestien uur waren geen uitzonde
ring en winkelpersoneel was het soms
zelfs verboden om buiten de
weekeinden naar huis te gaan.
Sommigen uit de meer ontwikkelde
burgerij trokken zich het lot van de
gewone bevolking aan. Zij startten een
beschavingsoffensief ter verheffing van
de bevolking. Tussen de brochure van
Heldring, diens inzicht dat sociale zorg
voor de allerarmsten geboden was, het
streven naar betere huisvesting dat in
een aantal steden al rond de helft van de
negentiende eeuw woningbouw
verordeningen werden opgesteld, de
langzaam op gang komende verbetering
van de ziekenhuizen en de oprichting in
vele plaatsen van onderlinge zieken
fondsen en volksspaarbanken bestaat een
zeker verband. De opvatting van deze
burgers over de armoede is overigens
tekenend voor die tijd. Armoede is
daarin nog geen sociaal-maatschappelijk
fenomeen en nog minder een
economisch verschijnsel waarvoor de
samenleving een zekere verantwoor
delijk heeft. Armoede werd gezien in
het kader van de standenmaatschappij en
uitwassen van die armoede als een
zedelijk gebrek. Getoonde armoede
heette daarin een gebrek aan
zelfbeheersing. De gewoonte om jenever
te drinken gold hiervan als belangrijk
symptoom. Als 'de gemene man' kon
afblijven van de fles, zou dit zijn
persoonlijke geluk bevorderen en op
den duur ook ten goede komen aan de
welvaart van het vaderland. Ook
Heldring onderschreef deze gedachte en
noemde in zijn brochure de jenever
derhalve erger dan de cholera.
Nu steeg het verbruik van gedistilleerd
in het eerste kwart van de negentiende
eeuw inderdaad sterk. Een belangrijke
oorzaak daarvan was de Napoleontische
tijd. De export van gedistilleerd
stagneerde langdurig. Weliswaar hepen
de distilleerderijen in die periode terug,
maar gezien het feit dat jenever in de
achttiende eeuw het belangrijkste
Nederlandse exportproduct was, was de
druk op de markt aanzienlijk. Daarbij
kwam dat jenever gold als probaat
middel om de vermoeidheid te
verminderen en de spierkracht te
vergroten. Veel arbeiders dronken dan
ook onder het werk. Bovendien was het
in gebruikelijk dat losse arbeiders in de
kroeg werden uitbetaald. Dit misbruik
leidde vanzelfsprekend tot misstanden.
In de jaren dertig van de negentiende
eeuw ontstonden de eerste bewegingen
tegen het gebruik van sterke drank.
Gesproken werd over een ware
'jeneverpest'. In verschillende grote
steden kwam het tot de oprichting van
afschaffingsgenootschappen Deze
hielden openbare bijeenkomsten en
verspreidden pamfletten en