Vlaardingen en de Woningwet Frans W. Assenberg Met de invoering van de woningwet in 1901 veranderde er niet meteen iets in Vlaardingen. Men nam kennis van de wet. Ook las men de in 1901 gepubliceerde raadgevingen van mr. D. Hudig aan gemeenten en besturen van op te richten of reeds bestaande woningbouwverenigingen. Hierin gaf hij tal van nuttige tips over oprichting en zekerstelling van het kapitaal. Toch duurde het nog ruim tien jaar voordat een eerste stap op het nieuwe pad van de collectieve woningbouw werd gezet met de oprichting van Patrimonium. Musis 116 De Woningwet van 1901 was bedoeld om de woningbouw en de financiering ervan binnen een wettelijk kader te brengen. Volksgezondheid en verbetering van de (minimum)- woningkwaliteit waren uitgangspunten. Aan de gemeente werd opgedragen om bouwverordeningen vast stellen. Van woning bouwverenigingen werd een actieve rol verwacht, waarbij de nieuwe wet de mogelijkheid opende om deze instellingen met rijksbijdragen te steunen. De verenigingen zouden er volgens mr. Hudig voor zorgen dat er betere woningtypen ontstonden. Hij noemde het uitbannen van 'verderfelijke alcoven' en bedsteden. Zijn blik was hierbij op een verre toekomst gericht waar hij sprak van de mogelijkheden voor de corporaties om niet alleen arbeiders- maar ook dokterswoningen te bouwen. Het exploiteren van een 'bewaarschool' viel echter buiten het bestek van de wet, zoals Hudig deze beschreef. Tien jaar na de invoering van de woningwet werd in Vlaardingen 'Patrimonium' opgericht. In de keuze voor de naam weerspiegelde zich de behoudende, kerkelijke gemeen schap. De vereniging kwam ook in belangrijke mate voort uit het Christelijk werkliedenverbond. Er waren zo'n negentig personen aanwezig toen in februari 1911 de burgemeester van Vlaardinger Ambacht H. de Bordes een lezing hield in gebouw 'Liefde en Vrede'. Onderwerp was 'De woningnood in Vlaardingen en de middelen tot verbetering der Woning toestanden'. De Bordes stelde hierin de mogelijkheid aan de orde om voor woningbouw een rijksbijdrage te vragen, waarvoor de mogelijkheden na 'toelating' van de vereniging volop aanwezig waren. Die 'toelating' was een ministeriële eis waarvoor de structuur van de vereniging, de doelstellingen en het maatschappelijk draagvlak aan gestelde normen werden getoetst. De rijksbijdrage werd gegeven aan de hand van een ingediende begroting, waarin ook de steun van de gemeente en een eigen kapitaalsinbreng waren opgenomen. Zonder eigen geld, geen rijksbijdrage. Staande de bijeenkomst werd besloten een woningbouwvereniging op te richten. Bekende Vlaardingse personen (mannelijke uiteraard!) zoals onder andere Van Dusseldorp, De Bordes, Weerheim en Van den Berg, Kornaat en Roodenburg vormden het eerste bestuur van de 'Vereeniging tot verbetering van de volkshuisvesting Patrimonium's Woningen te Vlaardingen'. Het eerste complex kon al in 1912 worden aanbesteed na het opruimen van de krotten in de, achter de Hoogstraat gelegen Achterstraat. De hier gedachte dubbele huizen aan de nieuwe Kornelis Speelmanstraat kregen een betonnen, vochtwerende vloer en zouden maar liefst drie kamers hebben bij een huur die nog onder de drie gulden per week lag. Een goede greep bleek het aantrekken van architect B. Helle man, direct na de oprichting. Helleman zou later ook tot het bestuur toetreden en samen met De Bordes de motor van de vereniging vormen. Patrimonium liet het ook niet bij het eerste project en bleef ook niet de enige corporatie in Vlaardingen. Op 15 mei 1914 reeds werd de Bouwvereniging 'Samenwerking' opgericht. Deze stelde zich ten doel 'het bevorderen der volkshuisvesting door het bouwen van goede en goedkope volkswoningen, welke zoveel mogelijk voorzien in het gebrek, ontstaan door onbewoonbaarverklaring ingevolge de woningwet'. Het 'onbewoonbaar verklaren' van woningen was een belangrijk instrument voor de overheid en de woningbouwverenigingen. Ontruiming van krotten en andere slechte behuizingen bleek nu ineens op veel grotere schaal mogelijk als uitvloeisel van de werkzaamheden van de gezondheidscommissies. Door het onbewoonbaar verklaren van woningen werden niet alleen misstanden zichtbaar, het spoorde de woningbouwverenigingen aan om betere huurhuizen te bouwen. 'Samenwerking' deed dat bijvoorbeeld in 1917 door in de omgeving van de Gedempte Biersloot en de Cronjéstraat een groot aantal huizen neer te zetten. In de Marisstraat werd tevens een badhuis gebouwd. De aannemer van het complex van 105 woningen, vier winkels en een badhuis was de firma G.H. Hubers uit Dordrecht voor een bedrag van f 224.000,-. De architect was A.K. Kruithof uit Rotterdam. De combinatie van woningcomplexen met winkels en algemene voorzieningen zoals een badhuis, komt in deze periode veelvuldig voor. In een aantal gevallen werden de badhuizen geëxploiteerd door de corporatie. In andere werd deze in handen gegeven van een daarvoor opgerichte stichting.Voor grotere algemene voorzieningen werd soms een beroep gedaan op externe organisaties. De sportfondsenbaden zijn hiervan een voorbeeld. Patrimonium zat overigens ook niet stil. In dezelfde periode waarin de Samenwerking haar eerste activiteiten ontplooide, bouwde Patrimonium huizen aan de Piet Heinstraat en aan de Spoorsingel. Ruime huizen met fraaie gevels waaraan de nodige architectonische zorg was besteed. In navolging van de oprichting van Samenwerking en Patrimonium werd in 1915 de 'Vereniging voor Volkshuis vesting De Werkmanswoning' opgericht. Vanuit de

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2001 | | pagina 116