Hr' wijnhandel Peter de Lange 321 Musis vriend de sloper een handje te helpen. „We zetten 's nachts weieens een balkje op scherp. Meestal stortte er dan wel iets in. Zo is die zooi uiteindelijk toch weggekomen." Hij is de eerste om dingen van vroeger met eerbied te behandelen. Maar van het opruimen van deze ruïnes had hij geen hartzeer. Daar was helemaal niks aan verloren. Toch was zijn liefde voor het oude ook de voornaamste reden om juist in deze historisch beladen buurt een huis te kopen. Ofschoon, geeft hij toe, zeker ook meespeelde dat de panden er betaalbaar waren. Maar het was toch vooral de sfeer die hem aantrok. De bewoners die zich vestigden in de laatste bewaard gebleven panden vormden een gemeenschap op zich. Het waren pioniers die iets nieuws gingen opbouwen in een zieltogende omgeving die dringend behoefte had aan jong leven. Van het voorbeeld van cineast Jan Schaper die met een groepje jon geren het monumentale Zakkendragershuisje van de onder gang had gered, ging een inspirerende werking uit. Iedereen toog aan de slag om te herstellen wat de moeite van het bewaren waard leek. Onderling heerste een dorpse gemoede lijkheid. Net als vroeger bij Theo thuis in Kethel, stond de deur overal aan. Iedereen hep bij iedereen naar binnen. Dat was heel normaal. Die gewoonte bevestigde dat ze een gemeenschappelijk ideaal hadden. Bij het gezin Brouns staat een kwart eeuw later de deur nog altijd voor iedereen open. Veel is veranderd: ze zijn ouder geworden, er zijn kinderen geboren, ze zijn een winkel begonnen. Maar de idealen zijn gebleven. „We houden van aanloop, we hebben geen zin om ons op te sluiten," legt Theo uit. De relatie met de buren is trouwens altijd opperbest gebleven. Geregeld wordt er gezamenlijk geborreld, vaak ook samen gegeten. Dan zit de hele club in het zonnetje langs de Schie. Als het erg warm is, verhuizen ze naar de grote picknicktafel in de steeg. Daar staan ook struiken en een boom die voor schaduw zorgen. Degenen die aanschuiven zijn allemaal afkomstig uit de oude bebouwing. De bewoners uit de later opgetrokken appartementen laten zich nooit zien. „Dat is toch een ander soort," meent Theo. Het is dan ook een heel verschil. Een kant en klare nieuwbouwwoning kopen of een oud en rommelig pand dat je eigenhandig moet opknappen. Theo en zijn vrouw hadden er anderhalfjaar voor nodig. Iedere minuut van hun vrije tijd ging er mee heen. Stenen bikken, plavuizen leggen, binten zagen, kozijnen stellen, muurtjes metselen. Alles deden ze zelf. Het resultaat was een huis met een interieur dat sterk doet denken aan Jan Steen of een van diens tijdgenoten. Zeer oud-Hollands. Zelfs het kraken van de vloer doet authentiek aan. Ze hebben later nooit de behoefte gehad er nog iets aan te veranderen. Theo: „Soms zeggen we tegen elkaar: zullen we het plafond toch maar wit schilderen. Dat geeft veel meer licht. Het is nu een beetje somber. Maar dan denk ik: we hebben het indertijd niet voor niets die donkergroene kleur gegeven. Dat moeten we vooral zo laten, 't Heeft nu echt die sfeer van vroeger." Hij haast zich te verklaren dat zo'n opmerking vooral niet als blijk van nostalgie moet worden uitgelegd. Hij heeft geen romantische zucht naar het verleden, hij behoort niet tot de mensen die vinden dat 'vroeger alles beter was'. Helemaal niet. Maar hij vindt wel, dat een stad haar geschiedenis moet koesteren. En het gemeentebestuur van Schiedam doet dat niet. Niet echt. Dus doen de inwoners die het belang ervan inzien het noodgedwongen zelf. Van enige steun van de overheid heeft Theo nooit iets gemerkt. Hij is weieens bij de stichting Beschermd Stadsgezicht Schiedam subsidie gaan vragen voor het voegen van de voorgevel, maar kreeg zonder veel uitleg nul op het rekest. „Die stichting heeft een prachtig pand aan de Dam. Er zat een juffrouw die zei dat ze niks voor me kon doen. Waarom niet? Geen idee. Gebrek aan kennis misschien, weet ik 't?" Hij trekt het fotoalbum weer naar zich toe, bladert erin. Daar zijn die zwartwitbeelden weer. Op een ervan zien we hem, een flink stuk jonger nog, bezig behoedzaam een kozijntje uit een gevel te verwijderen. „Dat was in weeshuis De Lindenhof aan de Lange Achterweg. Dit raam zat in een gedeelte van het gebouw dat zou worden gesloopt. Het grootste deel hebben ze gelukkig laten staan en netjes opgeknapt. Het raam was nog helemaal gaaf. Ik vond het zonde om het in de container te zien belanden. Ik wilde ook graag een aandenken hebben aan

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2001 | | pagina 321