m
Een enkele keer
komen Rita en
Hans nog
in beweging
Musis 360
vast te stellen hoe oud De Goudsbloem is. Het gebouw moet
tussen 1770 en 1830 als mouterij in gebruik genomen zijn.
Wellicht stond het er toen al en is het voor zijn nieuwe functie
verbouwd, want een van de balken dateert uit het begin van
de zeventiende eeuw. In het gebouw verwerkten de knechten
de gerst die voor de branderijen bestemd was tot gerstemout.
Ze weekten de gerst binnen in het gebouw en brachten die
daar tot gedeeltelijke ontkieming. Door eesten werd dit proces
vervolgens op het juiste moment gestopt. De gedeeltelijk
ontkiemde gerst heette mout. De gerstmout werd in
moutmolens gemalen en diende samen met gemalen rogge als
grondstof voor de bereiding van de moutwijn die vervolgens de
belangrijkste grondstof was voor de fabricage van jenever.
Schiedam had in 1865 nog 65 mouterijen, maar in 1973 was
De Goudsbloem de laatste authentieke mouterij van Schiedam
en zelfs van Nederland!
Toen Hans de Ruiter en de zijnen er begin 1973 lucht van
kregen dat de gemeente het pand had gekocht met de
bedoeling het af te breken en te vervangen door nieuwbouw,
hebben ze het met vijf man gekraakt. Hoewel, Hans de Ruiter
relativeert grijnzend de gebeurtenissen die toen tot vette
koppen in de kranten leidden: 'wij hebben het gebouw geheel
volgens de regels van kunst gekraakt, maar vervolgens kregen
we van wethouder Bolmers gewoon de sleutel; eigenlijk waren
we gedoogde krakers'. Het opknappen begon onmiddellijk.
Eerst werkten ze een poosje met zestig opknappers, maar al
gauw bleef het aantal werkers stabiel op ongeveer twintig, bijna
allemaal scholieren van Spieringshoek. Ze heetten al gauw de
Goudsbloemgroep, naar het gebouw dat ze gekraakt hadden.
De Ruiter, Notenboom, Tobé en de andere krakers begrepen
dat ze met de gemeente alleen over huur of koop van het pand
konden praten, als ze een rechtspersoon waren en zo zette de
krakersgroep de eerste van reeks stappen op de lange weg naar
respectabiliteit en werd een heuse stichting opgericht, die
meteen een afspraak voor een gesprek maakte met
burgemeester Harm Roelfsema en de wethouders Bolmers en
Collé. Dat eerste gesprek mislukte volledig, omdat de krakers
een bandrecorder hadden meegebracht. Hans de Ruiter:
'Jan Schaper had ons gewaarschuwd dat ze niet te vertrouwen
waren en ons aangeraden een bandrecorder mee te nemen als
een zwijgende notulist; dat was pure provocatie, want zo Heten
we zien dat we ze niet vertrouwden'. De burgemeester en zijn
wethouders Heten zich gemakkelijk provoceren. Ze eisten het
uitzetten van de recorder en toen dat niet gebeurde, was het
gesprek al voorbij voordat het zelfs maar begonnen was.
Het knipselarchief van Hans de Ruiter en Rita Tobé laat zien
dat de priHe stichting de weg naar de pers goed wist te vinden
en ook een eigen jargon had. Ze klaagden voluit. Nou waren
ze een ordentelijke stichting en nog Het 'stadsreformator
Bolmers' duidelijk merken dat hij ze niet vertrouwde. Ook de
geruchtenmachine draaide op volle toeren. Zo zou de
gemeente het gebouw voor een paar ton aan De Goudsbloem
hebben wülen verkopen, maar daar later weer op terug zijn
gekomen, en zou Bols zelfs van plan zijn van de mouterij een
restaurant te maken. Vooral het laatste zorgde bij de krakers
voor de nodige opwinding. Men vreesde dat Bols de mouterij
van de gemeente zou overnemen en dus Heten ze de pers
weten dat een restaurant onverantwoordeHjk was, want dat de
mouterij dan definitief voor Schiedam verloren zou zijn.
Intussen bleef de sfeer tussen de gemeente en De Goudsbloem
gespannen. De gemeente aarzelde met het verhuren van het
gebouw aan de stichting. Ze had ooit Jan Schaper het
Zakkendragershuis verhuurd en vreesde nu dat De Goudsbloem
ook zo'n onbeheersbare bron van onrust zou worden.
De stichting wist dat het pand alleen echt beschermd zou zijn
tegen sloop en ander gemeentelijk misbruik, als het als
rijksmonument erkend was en dus kreeg de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg het verzoek een bouwhistoricus langs te
sturen voor een grondig onderzoek naar het monumentale
belang van het gebouw. Die kwam, zag en werd door Bolmers
persoonlijk en hardhandig op straat gezet. Hans de Ruiter
grijnst: 'Toen die man van monumentenzorg hier was, kwam
Bolmers langs, die dacht dat het een kraker was en schoot
ontzettend uit zijn slof. Monumentenzorg plaatste het pand van
tic weeromstuit direct op de lijst van beschermde
monumenten'.
Terwijl zulke gebeurtenissen zorgden voor het nodige vermaak
bij jong en opstandig Schiedam en voor ergernis bij de
gevestigde politieke orde, restaureerden de scholieren vrolijk
voort en maakte het bestuur van de stichting fraaie plannen
voor een jeugdige en vrolijke toekomst. Bertus Notenboom
had al veel eigen geld in de restauratie gestoken, de kas raakte
leeg en het aantal gratis werkkrachten begon te slinken.
Er moest dus echt iets gebeuren. Hans, Rita en Bertus wilden
in de mouterij geen restaurant, maar een sociaal-cultureel café
waar het nuttigen van drank niet centraal zou staan, maar
jongeren bij elkaar gehoor konden vinden en zich bezig
konden houden met theater, audiovisuele communicatie en
andere eigentijdse cultuuruitingen. Als ze beneden een
horecabedrijf]e inrichtten en de bovenverdieping gebruikten als
cursus- en repetitieruimte voor aHerlei culturele groepen,
konden ze uit de opbrengst de restauratie verder bekostigen.
De Ruiter, Notenboom en Tobé hadden het echter niet meer
aHeen voor het zeggen. Een groepje kunstenaars, van wie Lex
Penders en Bram Uil de exponenten waren, had zich in 1976
bij De Goudsbloem aangesloten/Binnengedrongen',