maar kraken om
een pand
te behouden...?
361 Musis
herinneren Hans en Rita zich. Ook Uil maakte plannen, maar
die hadden een veel grotere schaal dan die van de krakers van
het eerste uur. Uil had in het pand van de vroegere
distilleerderij De Grauwe Hengst aan de Lange Haven het
jongerencafé 'Quibus' (mede-)opgericht, het eerste café in zijn
soort, waar tieners onder elkaar en ongestoord naar popmuziek
konden luisteren. In de mouterij wilde hij ook een sociaal-
cultureel café met oefen- en optreedgelegenheid voor
popmuziek en vormingstheater, maar zijn plannen waren veel
ambitieuzer. De mouterij moest een centrum voor
jongerencultuur worden met bijvoorbeeld een eigen drukkerij.
Het conflict liep zo hoog op dat beide groepen de gang naar de
pers maakten. De Ruiter en Notenboom vonden Uil een
indringer die het pand zelf wilde hebben en een overloper die
buiten hen om met de gemeente was gaan praten, en Uil
kwalificeerde zijn nieuwe tegenstanders als intriganten en
aasgieren. In 1977 hakte wethouder Hans van derWilk (ppr) de
knoop door. Hij koos voor de kleinschalige aanpak van
Notenboom en De Ruiter. Die kregen een huurcontract en op
30 december 1977 ging Café De Goudsbloem open. Hans de
Ruiter vindt het allemaal nog steeds volstrekt logisch:
'Wij hadden het pand gekraakt, wij waren de initiatiefnemers
en Bertus had nota bene al zo'n f 10.000 eigen geld in het
pand geïnvesteerd'. Het gebouw was (nog) van de gemeente
Schiedam, maar de krakers van 1973 waren gewone café
eigenaars geworden. Dat bleven Bertus en Hans en hun
partners en Frank Lefel drie jaar en toen ging het vervelen.
Hans van der Sloot kwam graag in De Goudsbloem: 'het was er
prettig en beschaafd in de goeie zin van het woord, iedereen
hield zich nog aan de ongeschreven erecode: elkaar respecteren,
geen ruzie zoeken en of je nou thee dronk of jenever, dat
maakte niemand wat uit'. Toch hielden Hans en Rita er in
1980 mee op: 'Een kroeg is maar een kroeg en we maakten te
weinig winst om het pand verder op te knappen. Daardoor
bleef van de oorspronkelijke doelstelling weinig over'. Ze ver
pachtten het café en leefden zeven jaar van de pacht: f 375 per
koppel per week. In 1987 kwamen ze terug. Lefel was al in
1978 afgehaakt. Bertus, Hans en Rita maakten van het
jongerencafé een restaurant. In 1991 hield Bertus Notenboom
er mee op en kochten zij ook het pand. Daarmee kwam een
definitief einde aan hun krakerverleden. Ze probeerden, met
succes, iets van de oude sfeer te behouden, al beseften ze dat ze
voortaan verantwoordelijk waren voor een serieus bedrijf met
veeleisende klanten en echte werknemers.
Als ze terugkijken benadrukken ze dat ze nooit de wereld
hebben willen verbeteren. Ze hebben historische panden
willen redden en misschien de politiek een lesje willen leren.
Eén pand hebben ze in ieder geval gered, en de leden van de
Werkgroep Schiedam die later burgemeester, wethouder,
raadslid en voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Partij
van de Arbeid zijn geworden, hebben het in ieder geval iets
minder slecht gedaan dan de voorgangers die ze bestreden,
maar Hans en Rita vinden toch datje nog steeds (te) weinig
aan de lokale overheid kunt overlaten. Kijk bijvoorbeeld naar
de manier, waarop Branderspoort is opgezet en wordt
afgewerkt.
De architectuur deugt niet, de bouwer kan het niet aan en de
kopers zijn dubbel de dupe: ze krijgen slecht gebouwde
huizen en lijden grote schade, waarvoor ze, onder dwang van
de geldschieter van de bouwer, nauwelijks de compensatie
krijgen die hen wettelijk toekomt. Als ze die toch zouden
eisen, laat de bank de bouwer echt failhet gaan en krijgen de
kopers hun dure huizen helemaal nooit meer. Hans en Rita
zitten er midden tussen en kunnen er bewogen maar toch
ook laconiek over vertellen, want 'sloop kun je door kraken
tegenhouden, maar afschuwelijke nieuwbouw niet'. Ze lijken
hun heilig vuur van dertig jaar geleden te hebben ingeruild
voor een naar fatalisme neigende realiteitszin: 'het is niet
ideaal, maar je moet de zorg voor de stad toch overlaten aan
de democratisch gekozen bestuurders en dan weetje dat het
niet perfect wordt. Je kunt wel proberen ze weg te stemmen,
maar zelfs dat gaat niet altijd goed, want waar blijf je met je
'democratisch' als de zittende wethouders al vóór de
verkiezingen met een collega afspreken dat ie hoe dan ook
nog een poosje mag blijven zitten? Zo'n man kun je geen
democratisch gekozen bestuurder noemen'. Ze doelen
natuurlijk op wethouder Adri Reijnhout. Diens D'66 werd
door de kiezers weggevaagd, maar de wethouder van
Branderspoort en Sveaparken mocht gewoon nog twee jaar
blijven.
Ook elders in de stad gaan de voormalige leden van de
Werkgroep Schiedam toch iets anders met de bebouwde
omgeving om dan ze in het Zakkendragershuis nog heilig van
plan waren. Hans de Ruiter maakt zich nog boos over de
nieuwbouw aan de Korte Haven. Daar is in de late jaren
tachtig een aantal gebouwen van het Kloostercomplex tussen
de Korte Haven en de Westmolenstraat gesloopt en vervangen
door sociale nieuwbouw. Oud-kraakster Marian Meijer, toen
journaliste bij HetVrije Volk, mocht met het college van
burgemeester en wethouder mee de wijde wereld in om te
kijken hoe men daar in de oude binnensteden nieuw en
sociaal bouwde. Toen ze terugkwam raakte ze niet uitgepraat
over de gezellige reis(genoten), maar toen die vreselijke gevels
aan de Korte Haven verrezen, schreef ze geen kritische regel
in haar krant. Een enkele keer komen Rita en Hans nog in
beweging, zoals bij de plannen voor de extra verdieping die
voor de plannen van Jan des Bouvrie op het Roelandspand op
de hoek van de Korte en de Lange haven gezet dreigde te
worden.
Toen is Rita naar de protestvergadering gegaan, maar kraken
om een pand te behouden.Ze weten het niet zeker, maar
ze kunnen geen voorbeeld noemen van een pand dat ze
onder dezelfde omstandigheden en op dezelfde manier
zouden willen redden als destijds De Goudsbloem. Hans de
Ruiter gaat een stap verder en belijdt dat het hem niet zoveel
kan schelen wat achter een historische gevel gebeurt, als die
gevel maar bewaard blijft, en Rita citeert berustend de eerste
les die ze aan de sociale academie leerde: 'watje ook doet, het
is toch economisch bepaald.'