n straten en vergeten mensen
fe:Nia ui
HM
lll'ï'iff
407 Musis
huizen waar zij woonden staan de meeste niet meer overeind.
Om de weg te kunnen vinden tussen de ruïnes, heb ik mijn
oudtante nodig. Zij beschikt over twee belangrijke
hulpmiddelen. Haar geheugen en een kwartierstaat.
Die laatste is inmiddels door Jan tevoorschijn gehaald. Een
glazen plaat, met daaronder een groot vel wit papier,
dichtbeschreven met gekalligrafeerde letters. Hij legt 'm
behoedzaam op tatel. Het ding heeft iets weg van het soort
kaart dat zeerovers gebruikten om een verborgen schat op te
sporen. Alleen zijn de lengte- en breedtegraden hier vervangen
f
s ëi
HÉSWÊÊÊÊÈm
Want wat levert zo'n soms jaren durend onderzoek in stoffige
archieven nou helemaal op? Een rijtje kale namen en data. Die
en die werd daar geboren, stierf in het jaar Onzes Heren xx en
was van beroep hoefsmid. Of die hoefsmid een nietsnut was die
achter de vrouwen aanzat, loenste, aan chronische kiespijn leed,
de pest had aan de dominee, een verdienstelijk
trekharmonicaspeler was en een groot liefhebber van
griesmeelpudding, dergelijke details staan er niet bij. Zulke
bijzonderheden zijn ook niet meer te achterhalen. Familieleden
uit archieven blijven dood en koud, door hun gebrek aan
menselijke eigenschappen. Je kunt vaststellen of ze arm waren
of rijk, en, als je over een portret van hen beschikt wat maar
zelden het geval is - of ze dik waren of juist aan de magere
kant, maar daar blijft het bij. Om iemands karakter, verdiensten
en ondeugden bloot te leggen, zijn persoonlijke herinneringen
nodig, en die gaan zelden verder terug dan twee generaties.
Wat zich afspeelde in de geesten van de generaties daarvoor,
hoe zij het leven beleefden, wie zij werkelijk waren, dat blijven
mistige aangelegenheden. De toekomst mag dan in nevelen
verborgen zijn, het verleden waaruit wij voortkomen is niet
minder raadselachtig.
Zelfs het nabije verleden heeft de neiging zich anders voor te
doen dan het was: het wordt om allerlei redenen vertekend,
verdoezeld, verfraaid en verdraaid. Zo bestaan er verschillende
versies van de achtergrond waarom mijn overgrootvader van
moeders kant, Coenraad Duijverman, geboren 1854 te
Den Bilt, besloot om van Zeist naarVlaardingen te verhuizen.
Het jaartal van deze verhuizing is onbekend, maar het moet
ergens in de jaren tachtig van de negentiende eeuw zijn
geweest.
De officiële versie, bedoeld voor buitenstaanders, luidt dat
grova, die tuinman was op het landgoed ener barones, er
genoeg van had zich voor een schamel loon uit de naad te
werken. Hij verafschuwde zijn rol van lijfeigene en droomde
van een bestaan in het Vrije Westen, waar hij als zelfstandig
hovenier zijn fortuin hoopte te maken.
Een mooi verhaal, maar was hij werkelijk zo ondernemings
gezind en zelfbewust? Welnee. Dit heldenepos werd geheel en
al verzonnen om de veel prozaïscher waarheid te verbergen.
Wat was er feitelijk aan de hand? Tuinman Coenraad had zich
aan een dienstmeisje vergrepen en moest zijn biezen pakken
omdat het meisje in kwestie (Geertruida van Keulen, mijn
overgrootmoeder; de Hattem-connection) zwanger was geraakt
en het hele dorp er schande van sprak.
Het is een beetje de geschiedenis van Candide en Cunegonda,
die tijdens het liefdesspel in de kasteeltuin van baron Thunder-
ten-tronckh werden betrapt, maar dan met dit verschil, dat bij
door plaatsnamen en jaartallen.
De persoonsnamen dateren van ver voor de globalisering
Geertruida, Coenraad, Hendricus, Stijn, Christoffel. De
vermelde beroepen zijn ook van andere tijden. Ik zie een
tuinbaas, een paar boetsters, een heleboel arbeiders, een kuiper.
Werkman' duikt ook een aantal malen op. Dat was de
gangbare term voor lieden zonder vaste bezigheid, de
oproepkrachten van honderd jaar terug.
Dit zijn dus de voorouders van mijn moeder. Eenvoudige
mensen, met als enige diploma's een paar verweerde
werkhanden.
Ik besef dat de energie die het kost om een stamboom uit te
zoeken, niet in verhouding staat tot het nut datje er van hebt.
Voltaire alleen de jongeman werd heengezonden, terwijl in dit
geval ook de vrouw een schop onder haar achterste kreeg.
Het nieuwe bestaan van Koen enTruus in Vlaardingen begon
in een onooghjk huisje op het Oosterhavenhoofd, in een straat
waarvan thans zelfs de fundamenten niet meer terug te vinden
zijn en de naam uit ieders geheugen is gewist; in ieder geval uit
dat van mijn oudtante. De nieuwkomers ontdekten alras dat
Vlaardingen in zoverre op Zeist leek, dat het niet de beste aller
denkbare werelden was: het huisje op het havenhoofd hep
geregeld onder water en de aanstaande moeder werd geplaagd
door heimwee. Ze kon niet wennen aan die misselijkmakende
haringlucht, ze verlangde hevig terug naar de dennengeur in
Zeist.