De staatssecretaris concludeert in zijn t
bouwen en wonen inmiddels
Musis 10
De meerderheid geeft daarbij de voorkeur aan wonen in de
grotere steden. Het belang van specifieke door cultuur of
religie bepaalde woonwensen zoals een gesloten keuken en
aparte verblijfsruimten voor mannen en vrouwen die in de
woonwensen van de eerste generatie Turken en Marokkanen
een belangrijke rol speelden, telt voor de tweede generatie veel
minder. Opvallend noemt Remkes het tenslotte dat bij Suri
naamse ouderen vrij veel belangstelling voor groepswonen is.
Gekeken is ook naar de verhuisdynamiek onder allochtonen
en autochtonen: wie verhuist er en waarom, wie stroomt door
en waarheen en is er sprake van een vaste groep achterblijvers
in wijken waar veel allochtonen wonen, de zogenaamde
concentratiewijken. De belangrijkste conclusies van dit
onderzoek zijn onder meer dat allochtonen twee keer zo vaak
verhuizen als autochtonen. Allochtonen verhuizen ook vaker
binnen een concentratiewijk of naar andere wijken met veel
allochtonen en minder dan autochtonen naar meer gemengde
of witte wijken.
het aanbod van woningen vooral in grootstedelijke woon-
milieus. Daarvoor is het nodig de vraag van allochtone en
autochtone burgers meer dan nu, centraal te stellen.
Wie overigens een beter inzicht zou willen verwerven in de
samenhang tussen woonbeleving, woonwensen en de visie van
allochtonen op de maatschappij waarvan zij deel uitmaken,
doet er goed aan om bijvoorbeeld de talloze discussies te
volgen op de grote allochtone websites zoals Naffer.nl,
Maghreb.nl en de website van de Twentse Vereniging van
Turkse Academici. Deze geven een helder beeld over de
verhitte discussies die aan die zijde van het maatschappelijk
veld worden gevoerd over integratie, behoud en verval van de
eigen cultuur, veranderende gewoontes en zeden en conflicten
tussen de verschillende generaties.Voor onderzoekers zijn deze
sites een schier onuitputtelijke bron van informatie over de
beleving van onze westerse samenleving, waarvan woonwensen
slechts een onderdeel zijn en misschien niet
eens het belangrijkste.
De reactie van de twee grote corporaties in
Het onderzoek geeft ook aan dat vooral jongeren, hoger
opgeleiden en huishoudens met een hoger inkomen de wijk
uitstromen. De instroom komt vooral van nieuwe groepen,
waaronder veel allochtonen met een lage sociaal-economische
status. De uitkomst van dit proces is dat de (statistische)
achterstandspositie van concentratiewijken vaak blijft bestaan
en soms zelfs wordt versterkt. Analyses hiervan gaan echter
vaak voorbij aan de substantiële positieverbetering van veel
individuele bewoners van die wijken.
Analyses van de woonduur laten zien dat de categorie
achterblijvers (zowel allochtonen als autochtonen) geen
specifieke inkomenskenmerken heeft en niet door financiële
beperkingen in de wijk blijft wonen. Juist degenen die lang op
hetzelfde adres wonen hebben gemiddeld een hoger inkomen
dan degenen die kort in de wijk blijven. Het lijkt er op dat
bewoners van deze wijken niet ongewild achterblijven.
Het is een mondvol. Maar wat schrijft de bewindsman echter
dat we al niet wisten en vooral dat nieuw is voor de stads
besturen en woningcorporaties in deze regio. Niets eigenlijk.
De vraag mag zelfs worden gesteld of de gesignaleerde
verhuisdynamiek wel mag worden verklaard uit de maatschap
pelijke ontwikkelingen binnen de allochtone gemeenschap en
de daaruit voortkomende woonwensen en woonbeleving of
heel simpel - z'n basis vindt in de stadsvernieuwing.
De gewoonte is immers om concentratiewijken zie delen
van Nieuwland in Schiedam, de Westwijk in Vlaardingen en
Spangen, Delfshaven, Cool en Fijenoord in Rotterdam die er
het slechtst aan toe zijn - het eerst worden aangepakt. Als
arme allochtoon ben je haast tot verhuisdynamiek veroor
deeld. Dat beter verdienende allochtonen de voorkeur geven
aan een langer verblijf in de vertrouwde wijk mag al evenmin
verbazing wekken. Zij kunnen de hogere woonlasten voor een
vernieuwde woning betalen en geven net als autochtonen de
voorkeur aan herhuisvesting in hun vertrouwde omgeving.
In zijn brief aan de Kamer concludeert de staatssecretaris
verder dat het multicultureel bouwen en wonen inmiddels
stevig op de lokale, regionale en landelijke agenda staat.
Hij ziet in de uitkomst van de onderzoeken een duidelijke
ondersteuning van de behoefte aan een grotere differentiatie in
Schiedam en Vlaardingen Woonplus en
Waterweg Wonen, was aanvankelijk verbaasd.
Beide gemeenten hadden een bijdrage
geleverd aan het Focuz-onderzoek, maar
noemden de resultaten niet schokkend.
Ook werd er geen aanzet in gevonden tot
een ander beleid of tot het multicultureel
bouwen dat volgens Remkes zo stevig op de
lokale, regionale en landelijke agenda staat
maar in deze regio als het beloofde voorland
wordt gezien waarheen Remkes zo vol
overtuiging de weg wijst.
Woonplus Schiedam herkent zich in een
aantal conclusies in de brief van VROM aan
de Tweede Kamer en noemt een aantal
feiten specifiek voor Schiedam. Dit betreft
vooral de algemene gegevens omtrent de
huisvestingssituatie van allochtonen. Zo is
vijfentwintig procent van de huishoudens in
Schiedam allochtoon, waarvan de helft
jonger dan 35 jaar. Ook de helft heeft
thuiswonende kinderen en zijn de
allochtonen sterk vertegenwoordigd in de
(meergezins)huursector.
Vastgesteld in Schiedam is ook dat
allochtone jongeren eerder op zichzelf gaan
wonen dan autochtone en dat zij vooraleerst
een woning wensen in het goedkopere
huursegment.
Het landelijke WoningBehoefteOnderzoek
1998 gaf al aan dat vierendertig procent van
niet westerse allochtonen een woning wenst te kopen.Volgens
het nu door VROM gepubliceerde onderzoek is dit percentage
inmiddels gestegen naar vijfenveertig procent. In de praktijk
bij verkoop van Woonplus' woningen wordt herkend dat
allochtonen steeds meer ingaan op een aanbod tot aankoop
van hun huurwoning.
Algemeen gesproken zijn de wensen van allochtonen echt niet
zo verschillend van die van autochtonen. Wie wil er nou niet
een ruime woning, met veel kamers, toilet gescheiden van