Allejezis..,
Musis 26
Geachte redactie,
Na het zo uitdagende en hautaine 'Duidelijk zo?'in het 'Naschrift'
van mevrouw Bettina Schade van Westrum voelen wij ons
genoodzaakt nogmaals te reageren. Hopelijk bent u bereid ons
schrijven integraal te plaatsen, met noten dus (zie Musis no 11 waar
een belangrijke noot gewoon niet werd vermeld), want deze noten zijn
een wezenlijk onderdeel van de polemiek tussen uw medewerkster en
ons.
We zouden het uiteraard zeer waarderen als u ook dit stuk wilt
plaatsen.
Overigens durven we nu al voorzichtig en met zekere mate van
waarschijnlijkheid te veronderstellen dat u van de redactie niet de
euvele moed hebt dit keer ons stukje te plaatsen.
En dat dan, om maar wat te noemen, onder het vermoedelijk valse
(vals ja, gezien de oeverlange ellenloze stukken die u regelmatig wél
in uw blad plaatst) voorwendsel dat ons stuk te lang is. Toch menen
wij er recht op te hebben het gemakzuchtige geleuter (terecht of
onterecht, dat laten we even in het midden) van uw medewerkster eens
grondig aan de kaak te stellen opdat er in de toekomst wat meer alert
geknuppeld gaat worden met de redactionele pen (zie onze hierbij
ingesloten polemiek als voorbeeld hoe het wel kan).
Met wellicht nu wel te voorbarige dank,
SAGE (Saskia van Herwijnen, Gerrit van Schuppen)
Duidelijk zo?
SAGE (briefschrijvers zegt ze, waarbij ze voor het gemak maar
even beide brieven? op een hoopje gooit) geen goesting is tot
samenwerking. Geen goesting? Geen goesting?! Nee,
inderdaad niet op de manier waarop kunstmevrouw van
Westrum het zich voorstelt en, vooral, motiveert middels een
dubieus beeld van de Schiedamse kunstenaars door haar via de
tentoonstelling Het Poëzijn impliciet opgeroepen. Een beeld
dat vervolgens gebruikt wordt om 'deskundigen' (kunst
historici, uiteraard) naar voren te schuiven als de reddende
expo-engeltjes voor deze groep kunstenaars. Een volledig
verkeerde interpretatie van bovenstaand uit z'n verband
gerukte citaat mogen we toch wel stellen! In principe hebben
wij (SAGE!) niets tegen overleg en samenwerking, dat is ook
niet de essentie van het geciteerde. De essentie is dat Van
Westrum zo nodig de kunst van bij Kunstwerkt aangesloten
kunstenaars wil laten opwaarderen middels deskundigen
onderbouwd met een totaal verkeerd en uitermate slecht (zie
verderop) gefundeerd beeld. Dat was en is ons bezwaar en niet
het feit dat we niet willen samenwerken. Tot op een bepaalde,
aanvaardbare hoogte is die wil er natuurlijk wel. Dubbel
lachwekkend is het dan ook dat van Westrum vervolgens op
basis VAN HET BIJNA NIETS WETEN van de geschiedenis
tussen de 'cultuurpausen' en stichting Kunstwerkt daaraan een
honderdtachtiggraden excuusdraai geeft. Het getuigt van een
naïeve koddigheid die haar eerdere geëtaleerde truttigheid nog
eens lekker dunnetjes overstijgt.
Maar nogmaals, waar het ons in eerste instantie om te doen
Hiermee eindigt van Westrum heel koddig en schijnbaar
indrukwekkend haar naschrift in Musis no 11En dat mag.
Wat ons (SAGE) betreft geen enkel bezwaar zelfs. Echter het
leuke overleukste is toch wel dat van Westrum haar zo koddig
eindigend naschriftje direct al in het allereerste begin
schraaphoevend begint met de vermelding dat ze, poeh poeh,
kunsthistorica is met een parmantig walmend staartje
museumsfeer. Ja zeker, tot* de lezer dat dan maar effe gelijk
weet, tot ze heus niet van de straat is, tot ze heus wel weet
waar ze het over heeft vanuit haar hottentotten-
tentoonstellingswereldbeeldje. En dat allemaal uiteraard gehuld
in de kruimelende pseudo-jas van een kritisch bezoekster.
Zoals gezegd, wat ons betreft mag het. Zelfs dat
wereldverpletterende punt over ambtenaren en hun beleid,
door ons (SAGE!) overigens op bepaalde punten terecht
genoemd, laten we haar. Wel willen we, bescheiden en niet-
deskundig als we zijn, nog even ingaan op het feit dat van
Westrum, had ze ons stuk goed gelezen, zou hebben kunnen
constateren dat haar kritiek op de ambtenaren nu juist niet
onze voornaamste bezwaren deed oproepen.
Laten we voor de duidelijkheid beginnen met een door van
Westrum in haar naschrift geciteerd stukje van SAGE, een
citaat waaraan ze een nogal zware lading geeft zonder onze
eigenlijke kritiek (het gemakzuchtige geleuter over Het
Poëzijn en het gebruik ervan tegen enz.) te weerleggen:
"Van Schuppen ziet overleg en samenwerking als 'het
professionele, inhoudelijk bepotelen (betasten bevingeren
volgens Van Dale) in en aan de ten toon te stellen kunst
middels (hij bedoelt 'door') 'deskundigen".**
Waaraan ze dan maar gelijk even ophangt dat er ook volgens
was (toch uitdrukkelijk vermeld in ons eerste commentaar), is
het feit dat van Westrum op een truttige wijze voornoemde
SAGE tentoonstelling (uiteraard het voornaamste voorbeeld
tegen de door haar zo genoemde cultuurpausen) neertruttelt
met wel heel gemakzuchtige en algemene uitspraken.
Laten we er eens een paar stapsgewijs bekijken om te zien wat
die uitspraken van Van Westrum nu werkelijk inhouden, en
vooral; wat ze waard zijn.
We citeren:
Met elkaar vormen ze (Het Poëzijn 3) een kooi die bij
het binnengaan een sfeer van beklemming moet oproepen,
maar daarin slechts gedeeltelijk slaagt"
En dan... Niets meer! Geen enkele onderbouwing van het
geconstateerde volgt door de kunstmevrouw. De lezer knijpt
met nieuwsgierig gemaakte vingers nog eens extra in het
opengevouwen Musis-blaadje om de opgeroepen verwachting
toch nog naar boven te pijnmasseren. Maar niets! He-le-maal
niets! Geen hoezo van het gedeeltelijk slagen. Geen het
waarom van deze uitspraak. Nee, kunsthistorica van Westrum
laat de lezer met verbaasd knipperende leesogen - nogal danig
veroorzaakt door de gebakken lucht die ze uit gemakzucht zo
heerlijk lichtzinnig laat rondwolken - achter.
Nog een citaat:
"...ook helder is het, dat de installatie (Het Poëzijn 5) ironisch
is bedoeld en een loopje wil nemen met de bezoeker.Van op
het verkeerde been zetten is echter geen sprake
Ook hier niets meer! Ook hier geen hoezo van het niet op
het verkeerde been zetten! Ook hier niet het broodnodige