Henk Visch en Richard Deacon in het Stedelijk Museum Cees Straus 29 Musis De aankondiging van de wisseltentoonstelling in de bovenzalen van het Schiedamse Stedelijk Museum droeg behalve de namen van de twee exposanten nadrukkelijk de vermelding dat het om beeldhouwkunst ging. In twee talen nog wel: Sculptuur/Sculpture, om er geen misverstand over te laten bestaan dat er sprake is van zowel een Nederlandse als een Engelse inbreng. Die Nederlander is Henk Visch, van wie bekend is dat hij naast werk in drie dimensies ook nog wel eens een tekening maakt. De Engelsman Richard Deacon treedt voor zover ik weet niet met tekeningen of schilderijen naar buiten. De toevoeging Sculpture moet dus slaan op het feit dat Deacon in Nederland als beeldhouwer nog altijd geïntroduceerd moet worden. In tegenstelling tot Visch is Deacons werk hier praktisch onbekend, want vrijwel niet geëxposeerd, en dat in weerwil van de hoge kwaliteit die bijna elk beeld van hem heeft. In eigen land behoort hij tot de 'middengeneratie'(Deacon is vijftiger) waarvan ook Tony Cragg, Juhan Opie en Anish Kapoor deel uitmaken. Zijn oudere beeldhouwers in Engeland nog wel eens schatplichtig aan hun grote voorbeeld Henry Moore of de daarna ontstane tegenbeweging van Tucker en Smith uit de jaren '60 (die in Nederland van invloed waren op de minimal art), bij dit kwartet is er sprake van een geheel nieuwe vormentaal die allang niet meer in steen of brons wordt uitgesproken. Deacon mag dan overwegend in (gegalvaniseerd) staal en aluminium werken, hij maakt evengoed uitstapjes naar nieuwe (kunst)stoffen. Hetzelfde gebrek aan eenkennigheid is te zien in het werk van Henk Visch. Hoewel hij een van verre herkenbaar handschrift heeft, verraadt zijn stijl van werken zich niet in steeds maar dezelfde technische aanpak. In tegendeel, vaak zijn zijn materiaalkeuzes verrassend. Textiel wordt even snel door hem gebruikt als gekleurd glas, en als hout zich voor een bepaald doel gemakkelijk laat gebruiken dan gebeurt dat ook. Met Deacon heeft Visch gemeen dat ze geen van beiden beeldhouwers zijn, sculpteurs in de traditionele zm van het woord. Visch, en Deacon ook, brengen driedimensionale vormen in de ruimte waar ze vervolgens een dialoog aangaan. Met diezelfde ruimte, met de bezoekers, en in dit geval ook onderling. Want dat was het uitgangspunt om deze twee 'beeldhouwers' bijeen te brengen. Van Visch kreeg het Stedelijk Museum onlangs een waardevolle aanvulling op het schaarse eigen bezit, wat aanleiding was om nu eens meer van zijn hand te tonen. Visch wilde er kennelijk geen solopresentatie van maken, hij koos voor een duo-expositie ('Pet') uit 1996 van Deacon waar Visch een paar van zijn wonderlijk kijkende (ze hebben wel wat autistisch, je verwacht niet er mee te kunnen communiceren, zo lijkt het wel) figuren om heen zet. Alleen, het werkt niet. Niet omdat de kwaliteit van het werk ter discussie staat, maar omdat de beide ideeën niet sporen.Visch en Deacon zijn allebei conceptuele kunstenaars (met andere woorden, hun idee is het vertrekpunt en niet de uitdrukking daarvan of de technische verwerking), die werk maken dat altijd een twijfel uitspreekt over het feit of we hier nu een installatie zien of een op zichzelf staand beeld. Afgezien van het feit dat ze de sculpturale monumentaliteit van een Moore (in het geval van Deacon) ofVisch' illustere samen met zijn Engelse collega Deacon. Betekent dat automatisch dat er in hun beider werk overeenkomsten moesten zijn? De tentoonstelling weet op dat punt met te verrassen. Natuurlijk, het is aardig om soms hun beider werk op het spoor van een dialoog te kunnen betrappen, waarbij de ene niet schroomt zijn beelden nagenoeg op dat van de ander te zetten, zodat er een nieuw, nog niet existerend beeld kan ontstaan. Hét voorbeeld op de bovenverdieping van het museum is natuurlijk de haarkrans

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2002 | | pagina 29