75 Musis
inziens ook weinig zin, en was het zelfs onwenselijk het
ambitieniveau van het museum vast te stellen, bevlogen over
de visie op toekomst te discussiëren en die al vast te stellen
tot in details die later wellicht weer geschrapt zouden moeten
worden. Veel meer dan het voorlopig formuleren van globale
ideeën voor en wenselijke elementen in het nieuwe museum
vond hij niet verantwoord. Ze zeggen het niet hardop, maar
het echte breekpunt zou wel eens geweest kunnen zijn het
onvermogen van beide heren elkaar duidelijkheid te
verschaffen over de positie in het nieuwe museum, die
Anderson wenst en Ter Brugge hem toedenkt.
De meesterverzamelaar wil actief betrokken blijven bij het
museum en vooral bij 'zijn' collectie en daar heeft niemand
bezwaar tegen. Over het niveau waarop bestaat echter wel
verschil van inzicht. Anderson beweert bij hoog en laag dat
hij geen leidinggevende rol wil en dat zijn leeftijd een
directeursschap zelfs uitsluit. Volgens Jeroen ter Brugge heeft
Jan Anderson echter te kennen gegeven dat hij
'mededirecteur' of'plaatsvervangend directeur' wil worden,
terwijl Ter Brugge voor hem de functie van 'honorair-
medewerker' op het oog heeft en hem dat ook heeft
meegedeeld.
tegenover elkaar. Jan Anderson wordt niet moe zijn idealen in
alle toonaarden te beschrijven, terwijl de pragmatische Jeroen
ter Brugge de tijd daarvoor nog niet gekomen acht. Waarom
zou je kostbare energie verspillen aan lange discussies en het
maken van gedetailleerde plannen, als je nog niet eens weet
hoeveel je te besteden hebt! Toch gelooft ook Jeroen ter
Brugge in het nut van brede contexten bij historische
tentoonstellingen. Sterker, ook hij wil een verzamelbeleid dat
zich richt op voorwerpen uit het dagelijkse leven van gewone
mensen en zou graag met Jan Anderson een soort
Zuiderzeemuseum aan de Waterweg maken. Het moeilijkste
punt is en blijft waarschijnlijk de toekomstige rol van
Jan Anderson in het nieuwe museum. Zoals meer bevlogen en
visionaire figuren is hij niet de gemakkelijkste aller mensen en
in het bezit van een fors ego. De dreiging van een tweede
kapitein op de brug van het museumschip lijkt voor Jeroen
ter Brugge een schrikbeeld. Als Jan Anderson echter verklaart,
zoals hij tegen Musis nadrukkelijk gedaan heeft, dat hij geen
leidinggevende rol wil en zich vooral wil bezig houden met
verzamelen en het maken van tentoonstellingen, moet een iets
respectvollere en bloemrijkere benaming dan honorair
Het lijkt er op dat het
grootste verschil tussen
de twee kemphanen
hun temperament is.
De visionaire Anderson
heeft met het
vasthouden aan de
eenheid van zijn
collectie een groot deel
van het inhoudelijke
gelijk aan zijn kant, en
ook emotioneel is zijn
standpunt begrijpelijk,
want het komt, na zo
lang zo hartstochtelijk
verzamelen en met de
altijd gewenste oplossing
in zicht, natuurlijk wel
hard aan om te horen te
krijgen dat je voor de
meeste onderdelen van
je collectie een andere
bestemming moet
zoeken, vooral als dat
het in de aanloop naar
de fusie nooit concreet
aan de orde is geweest.
Het standpunt van
Ter Brugge is vooral praktisch volstrekt logisch en
begrijpelijk, want de collectie van het streekmuseum is
kwantitatief en wellicht ook kwalitatief veel te breed en dus
vrijwel onbeheerbaar voor een nieuw museum dat vanuit een
bescheiden beurs beheerd zal worden. Bovendien is de
collectie, naar moderne museale normen, primitief beschreven
en niet of nauwelijks geregistreerd. Het beheer van zo'n
collectie wordt veel duurder en arbeidsintensiever dan het
museum aan zal kunnen. Jeroen ter Brugge heeft inmiddels
echter nagedacht en is bereid de wijn aanzienlijk te
verdunnen en met Jan Anderson te zoeken naar een
praktische en voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor
de niet-Vlaardingse collectie. Ook waar het de discussie over
de visie op het museum betreft, staan meer de emotie en de
ratio dan de museale opvattingen van Anderson en Ter Brugge
medewerker toch wel mogelijk zijn. Wat te denken van
conservator cultuurhistorie, al dan niet met het epitheton
ere-?
Beide kemphanen lijken te zijn geschrokken van het effect
van hun woorden en daden. Ze koesteren uiteindelijk
hetzelfde museale ideaal en moeten nu vast stellen dat de kans
groot is dat het niet verwezenlijkt wordt. Ze respecteren
elkaar en lijken wat hun museale opvattingen betreft weinig
te verschillen. Even afkoelen en dan tijdens een lang en
comfortabel lenteweekend op de hei de gebutste ego's
uitdeuken. Dan komt het Vlaardings Historisch Museum er
heus wel.