|e/7 bruin of beige geschilderd op dat moment als modisch gold. f lij 111 Musis Nesstraat was, alsmede de concertzaal annex sociëteit De Doelen in dezelfde stad. Het gebouw ademt ook - zij het op Dordtse schaal een klassieke negentiende eeuwse allure in die verpletterende neo-renaissancestijl die er geen twijfel aan liet bestaan dat het genieten van de cultuur een zaak van onbetwiste welstand en hoge ernst was, ondanks het nog amateuristisch karakter. Maar bij die uiterlijke allure bleef het ook. Het eerste gebouw, in 1863 door A.W. I.angenberg neergezet, bleek bij de ingebruikneming reeds een fiasco, maar het gebouw van Verheul was niet veel beter. De akoestiek was erbarmelijk en de zaal - berekend op 1200 zitplaatsen - eigenlijk te groot en te onherbergzaam. Slopen van het hoofdgebouw was in 1938 niet aan de orde. En derhalve bouwde Van Ravesteyn binnen het bestaande casco een geheel nieuw theater, waarin vloeiende lijnen, uitbundige balustrades en combinaties van gepolijst marmer en glanzend chroom het karakter bepaalden. Nog twee andere schouwburgen werden door Van Ravesteyn ontworpen, één ter vervanging van de in het bombardement van mei 1940 verwoeste schouwburg van Verheul aan de Aert geflankeerd door meer dan levensgrote beelden zijn het twee bescheiden tochtportalen die toegang geven tot de voor die tijd immense subtropische hal. Het lijkt erop alsof van Ravesteyn de afstand tussen de buitenwereld en de door hem vormgegeven gebouwen en interieurs door die benauwde toegangen extra wilde benadrukken. Met Kunstmin behaalde Van Ravesteyn meer dan lovende kritieken en wie in de eerste jaren na de Tweede Oorlog professionele kunstbeoefening wilde genieten kon in deze regio praktisch niet om Van Ravesteyn heen. Belangrijke podiumproducties gingen in de Schouwburg in première en voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest was de akoestisch bar slechte, maar altijd luchtige en daardoor aangenaam warme Rivièrahal in Blijdorp tot aan de opening van het Concertgebouw De Doelen de vaste concertzaal. Hoe groot de bewondering van velen voor Van Ravesteyn ook was, helemaal algemeen is deze nooit geweest. Wim Quist, de architect van onder andere de Rotterdamse Schouwburg die als 'kist van Quist' vrijwel tegenovergesteld is aan de theaters van Van Ravesteyn, stak zijn waardering voor zijn vroegere leermeester niet onder stoelen of banken waar hij stelde dat het zoeken door Van Ravesteyn naar de eigen vorm van de dingen het karakter van diens werk bepaalt. Dat neemt niet weg dat vele anderen hem toch eerder zagen als de begaafdste banketbakker onder de Nederlandse architecten. Slechts op het nippertje kon worden voorkomen dat de hele Diergaarde Blijdorp met alle verfraaiingen, hetzelfde lot zou ondergaan als de markante uitkijktoren van dit complex, namelijk sloop. Het stationsgebouw van 's-Hertogenbosch is nagenoeg geheel met de grond gelijk gemaakt en van het eertijds zo elegante hoofdgebouw van het Utrechts Centraal Station, valt nagenoeg niets meer terug te vinden. Ook voor het markante gebouw van de Hollandse Verzekeringsmaatschappij van 1859 in Dordrecht kon aanvankelijk geen plaats worden gevonden op de gemeentelijke monumentenlijst. van Nesstraat in Rotterdam, de andere als regionale schouwburg op het Zuidplein. In het nooit uitgevoerde eerste ontwerp voor de grote schouwburg uit 1941 toont Van Ravesteyn zich van z'n meest exuberante zijde. Met uitzondering van de centrale toneeltoren is in het ontwerp geen rechte muur te bekennen. Wel uitgevoerd werd de zogeheten Groot Schouwburg op Rotterdam Zuid. Anders dan de naam doet vermoeden was deze schouwburg van bescheiden omvang en opzet. Het budget bood te weinig ruimte voor speelsheid. Overigens valt in beide ontwerpen op hoe bescheiden Van Ravesteyn de toegangen maakt, een karakteristiek die ook terugkeert in de befaamde door hem ontworpen Rivièrahal. Ook daar, weliswaar monumentaal Van de monumentale waarde van de Stadsgehoorzaal was en is niet iedereen doordrongen, bewijze het recente voorstel van de fractievoorzitter van de CDA in de Vlaardingse gemeenteraad om het gebouw te slopen en er lucratiever appartementsgebouwen voor in de plaats te zetten. Gelukkig heeft dit de nonchalance waarmee met de Stadsgehoorzaal werd omgegaan het gebouw en het interieur ervan voor ernstige beschadigingen behoed. Precies zoals ook de moderne geest des tijds steeds aan de Harmonie - die samen met de Stadsgehoorzaal één theatercomplex vormt - voorbij is gegaan. Om die reden bezit Vlaardingen nog steeds een Doelenzaal waarvan Nederland er aan het eind van de negentiende eeuw enige honderden telde, maar waarvan het

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2002 | | pagina 111