Musis 116
Het college beseft dat het ernst is met betrekking tot de
toekomstmogelijkheden van deze culturele voorzieningen.
Gewaarschuwd vanuit de bedrijfsleiding geven burgemeester en
wethouders op 18 augustus 1972 opdracht aan de directeur van
gemeentewerken om te komen tot een schetsontwerp om het
complex te wijzigen! Een ruimere entree, een vergroting van
de toneeltoren, grotere keuken en buffet, meer foyer en een lift.
Desondanks bleek enkele weken erna, dat er onvoldoende
draagvlak in de gemeenteraad was. Met 13-18 werd het
raadsvoorstel voor een voorbereidingskrediet afgewezen!
De druk om toch tot verbeteringen te komen wordt
vervolgens langs andere weg (op)gevoerd. Op kosten van lokale
aannemer Both wordt in april 1973 een totaalplan voor
verbouwing van het complex ontwikkeld en gepresenteerd
door de architecten A.D. de Vos en J. de Rijke uit Vlaardingen.
Daarbij zou het complex gehuld worden in een uiterst modern
wit en kunststoffen jas, met grote letters en een visueel vergrote
toneeltoren. In zijn beoordeling van dit plan is de bedrijfsleider
eerlijk: 'het complex krijgt hierdoor een behoorhjke facelifting.
Als kritische kanttekening moet ik echter vermelden dat dit
plan niet voorziet in een werkelijke vergroting van ons toneel.
Het is een feit dat producties alsmaar groter gemonteerd
worden en dat wij wat toneelruimte betreft hopeloos tekort
schieten.Veelal is het niet mogelijk de grotere producties voor
Vlaardingen te engageren'.
De directeur van Gemeentewerken benadert het toegezonden
particuliere advies vanuit een wat zakelijker en breder
perspectief. 'De indeling is in het algemeen doelmatig. Aan het
exterieur is bekwaam vormgegeven. De beperkte beschikbare
ruimte werkt echter in het plan door'. De directeur gebruikt
dit advies aan het college als bruggetje om architect Otto
Greiner als onbetwiste theaterontwerper van die tijd aan een
studie helpen, maar krijgt van het college daar de lengte niet
voor. De directeur is van mening dat de centrumontwikkeling
van de stad gebaat is met een geoptimaliseerde theater
voorziening en zou toe willen naar nieuwbouw. Het college
ziet wellicht de bui al hangen en besluit tot pappen en
nathouden.Dit is de reden dat het huidige theatercomplex nog
de huidige vorm bezit. In 1975 gaat de directeur van de Dienst
Gemeentewerken derhalve uitvoering geven aan een bestek
voor 'uitbreiding, gedeeltelijke verbouwing en een onderhouds
beurt.' Daarmee komt er voorlopig een einde aan de periode
van ca. 10 jaar touwtrekken om een verbeterde culturele
voorziening. De stad had er blijkbaar niet meer voor over.
delen van de zaal. Met gevoel voor understatement constateert
het adviesbureau, immers ook tijdens de voorbereidingen van
de bouw door de architect geraadpleegd, dat grote delen van
dat advies niet (meer?) aanwezig waren. Omdat de kleur van de
wandpanelen niet geheel overeenstemde met de kleuren van
plafond had de architect, zonder nader akoestisch advies,
besloten de platen van vilt te voorzien. Met als gevolg dat de
akoestische werking werd beperkt. In 1966 worden
noodgedwongen diverse verstaanbaarheidbevorderende
maatregelen genomen. Eind juni 1967 noteert die toenmalige
bedrijfsleider weer een aantal noodzakelijkheden, uit pure nood
stuurt hij nu de brief met aantekeningen naar de burgemeester.
Hij maakt van zijn hart geen moordkuil. Hij wil een aparte
foyer, niet de wandelgangen meer. Het liefst zou hij de zaal
indeelbaar gemaakt hebben. Een grotere keuken en buffet, een
opslagruimte erbij, gelijkvloerse toiletten. Een inrit voor
vrachtauto's met toneelrequisiten en, nu hij toch bezig is,
eigenlijk het liefst een andere ingang. Deze aandrang zal slechts
met mondjesmaat leiden tot veranderingen aan en in het
complex. In begin zeventigerjaren komt er pas beweging in.