Musis 124
heeft. Al is dat een op dat moment al traditioneel ogend
volume met herinneringen aan de tijd van het Nieuwe
Bouwen. Gelukkig wordt het oog van de zwaarwichtig ogende
kubus afgeleid door de voor Van Ravesteyn zo kenmerkende
boogvorm waar onder zich de grote zaal bevindt. Aardig is het
te weten dat de boogvorm in het silhouet van het gebouw is
ontleend aan de zijkant van een tokkelinstrument:Van
Ravesteyn zag de toneelzaal als een op zijn kant gelegde harp
die tegen de toneeltoren aangeschoven ligt. Maar hoe knullig
was dan de serre-achtige aanbouw gedacht die als ingang
moest dienen. Het is alsof de architect de entree er op het
laatste moment nog even bij moest tekenen en niet meer wist
te bedenken dan een standaardoplossing die al jaren in de
bureaulade lag.
Het heeft veertig jaar geduurd voordat deze toegangspartij aan
de eisen van de tijd werd aangepast. Maar ook toen gaf de
nieuwe ontvangsthal - een ontwerp van architect Ton Hol -
niet echt reden tot vreugde. Hol bleef in zijn ontwerp zo ver
van de oorspronkelijke opzet van Van Ravesteyn af dat de
entree hoogst detonerend overkomt. De toegankelijkheid mag
dan zijn toegenomen, echt een feestelijke sfeer verwacht je
ook nu nog niet. Is de bezoeker eenmaal binnen, dan
ontvouwt de kwaliteit van de nog steeds te kleine foyer annex
ontvangstruimte zich slechts aan de zijkant. Met verbazing kijk
je naar de trap die met haar marmeren treden de bezoeker
naar een veelbelovende avond lokt. In de jaren vijftig stond het
gebruik van marmer voor luxe. Tegenwoordig, met de
bouwwoede van multifunctionele theaters achter de rug weet
je wel beter. Maar mooi blijft het, dat is zeker. Ook in de grote
zaal heersen nog grandeur en luxe. Het balkon toont de voor
Van Ravesteyn zo kenmerkende curve, een bollende lijn die
hij ongetwijfeld aan de Italiaanse bouwkunst heeft ontleend.
Italië beschouwde hij immers al voor de Tweede Wereldoorlog
als de bakermat van de bouwkunst. Heel Italiaans zijn ook de
versieringen die als reliëfs aan de zijmuren zijn bevestigd. Met
de afbeeldingen van zeepaardjes, schelpen en harpen ogen ze
traditioneel, hoewel je de eerste categorie versieringen niet
snel in een muziek- en of toneelzaal verwacht. Hoe gedateerd
het ontwerp ook in de jaren vijftig al was, besef je als je naar
het lijsttoneel kijkt. Een dergelijke schouwburg werd in die
jaren eigenlijk al niet meer gebouwd. En zeker in de jaren
zestig werd al terdege rekening gehouden met de snel
groeiende omvang van theaterproducties waartoe ook musicals
en dansvoorstellingen gerekend werden. Van Ravesteyn pinde
de zaal met haar 650 zitplaatsen echter vast op kleinschalige
voorstellingen in een tijdvak waarin bijvoorbeeld de nog maar
enkele jaren oude Rotterdamse schouwburg al besloot tot
verruiming van de podiumfaciliteiten voor de 'normale' en
grotere uitvoeringen. De Stadsgehoorzaal bezit zo'n kleine
ruimte in de voormalige Harmonie. Die zaal is helaas met een
maximale bezetting van 120 stoelen net weer te klein om
adequaat geëxploiteerd te worden. In plaats van het grote
gebaar te handhaven, dat het gebouw ontegenzeglijk in de
vorm van het exterieur uitstraalt, koos Van Ravesteyn in het
interieur van beide zalen voor intimiteit. Het is alsof hij wil
zeggen 'ik ben weliswaar geen groot theaterontwerper, maar ik
wil het publiek wel in de gelegenheid stellen om te genieten
van een mooie avond in een vertrouwde (en dus klassiek
ogende) omgeving'.
Met dit alles doemt opnieuw de vraag op of het nog ooit
goed kan komen met de Stadsgehoorzaal en zo ja, of dat ook
wezenlijk zal gebeuren. Want afgezien van de politieke
bereidheid om een en ander te financieren, moet er een plan
op tafel komen om de Stadsgehoorzaal in de 21ste eeuw
exploitabel te maken. En gegeven dat plan, wat moet er in
feite gerestaureerd worden? Terug naar de Stadsgehoorzaal
anno 1952 is niet wenselijk omdat het ontwerp van destijds op
essentiële punten (zie de entreepartij) tekort schoot.
Een nieuwe toegang lost trouwens weinig op, elke uitbreiding
leidt onvermijdelijk tot opheffing van de door Van Ravesteyn
zo beoogde intimiteit. Dat geldt nog veel meer voor de grote
zaal. Die heeft dan wel dringend een groter toneel nodig en
een uitbreiding van de zitplaatsen, maar de ruimte daarvoor is