vrijwel allem
*3 iaifc di
Musis 128
droegen bij aan het bijzondere ruimtelijke effect dat deze
eenvoudige bouwwerken langs het spoor aan de dag legden.
Maar Van Ravesteyn wilde meer. Voor hem waren de strakke
uitgangspunten van het modernisme niet genoeg. Architectuur
moest vooral een esthetische ervaring zijn, schreef hij in die
tijd. „De geestelijke behoeften enthousiasmeeren den
ontwerper, de architectonische elementen, vorm en kleur,
worden getrokken in het gebied van de kunst - met al haar
lief en leed - hun vaststelling wordt beïnvloed door
symboolwaarden: het contact tusschen de architect en publiek
wordt gelijksoortig aan dat van beoeienaren der vrije kunsten.
Het eeuwig, onuitroeibaar dispuut is geboren. Mooi of leelijk."
In deze tekst legde Van Ravesteyn de kiem voor de uiteinde
lijke breuk met het Nieuwe Bouwen.Voor hem mocht
architectuur verder gaan dan louter vormgeving die onder
geschikt was aan het functionalisme. Daarbij mocht gebruik
worden gemaakt van andere disciplines als de schilder- of de
beeldhouwkunst.Van Ravesteyns voorliefde om zich ook
buiten de landsgrenzen te oriënteren, sterkte hem in die
opvatting. De Hollandse houding ten opzichte van de nieuwe
architectuur en de rigide wijze waarop aan de uitgangspunten
daarvan werd vastgehouden, waren hem een doorn in het oog.
Met zijn ontwerp voor het kantoor van het verzekerings-
bedrijfTiel-Utrecht (1936) gooide hij de knuppel in het
hoenderhok. Hier waren geen strakke lijnen meer te
bekennen, die zo kenmerkend waren voor het Nieuwe
Bouwen. De architect had hier gebruik gemaakt van alles wat
voor de Nieuwe Bouwers verdacht en onacceptabel was.
Plafonds vertoonden welvingen, gebogen lijnstukken zwaaiden
en zwierden zich door het gebouw heen.Van een strakke
compositie was geen sprake. Kwistig had de architect
rondingen, glooiingen, en sierelementen door het gehele
gebouw heen gesprenkeld. Joyeuze betimmeringen kabbelden
als golven van hout langs de muren van de vergaderzaal.
Dat was even slikken voor de architectonische avant-garde van
die tijd. Vertwijfeld vroegen zijn vakgenoten zich af wat een
van hun geestverwanten in vredesnaam kon hebben bezield.
Van Ravesteyn was bereid zijn standpunt aan zijn collega's te
verduidelijken. In conferentiecentrum Avegoor in Ellecom
(Gelderland) bespraken de toonaangevende architecten van die
tijd in het weekeinde van 5 en 6 juni 1937 de nieuwe, radicale
opvattingen van Van Ravesteyn, die de esthetiek zo hoog in
het vaandel voerde en de uitgangspunten van het Nieuwe
Bouwen daaraan pardoes ondergeschikt wenste te maken.
Van Ravesteyn had voor die bijeenkomst een reeks stellingen
op papier gezet, die zijn standpunten moesten verhelderen. Ze
logen er niet om. „Doordat de Nieuwe Zakelijkheid in de
laatste tien jaar in woord en geschrift het woord schoonheid
heeft gemeden en uitsluitend gerept heeft van sociale, econo
mische of constructieve eischen is het gevaar ontstaan dat
aanwezigheid van begrip op deze laatste gebieden, gepaard met
afwezigheid van kunstenaarschap, leelijke bouwwerken voort
brengt, die wel het verstand, doch niet de zinnen bevredigen en
die geen architectuur zijn," schreefVan Ravesteyn.
Daarmee konden zijn collega's het even doen. Maar hij wreef
nog meer zout in de wonden: „De sterke neiging van de
Hollanders tot het uiterst eenvoudige, puriteinsche maakt het
mogelijk, dat deze drijfveren gebruikt worden als dekmantel
voor gebrek aan fantasie, kunstenaarschap of vormgeving."
Een breuk met het Nieuwe Bouwen kon niet uitblijven.Van
Ravesteyn ging zijn eigen weg. In Duitsland en Itahë vond hij
de inspiratie die hij nodig had om zijn eigen, nieuwe
architectuur tot ontplooiing te brengen: de weelderige vormen
van de barok verleidden hem ertoe een overvloed aan
oogstrelende krommingen, bochten, zwierende lijnen en
kronkelende decoraties toe te passen. Deze grandeur was de
esthetiek van Van Ravesteyn: lijnstukken die in de smaak
wilden vallen, bouwwerken die, gegrondvest op het fundament
van het Nieuwe Bouwen, met hun voluptueuze vormentaal
het oog van het publiek wilden strelen.
In De Holland in Dordrecht en in Van Ravesteyns grootste
opdracht, de dierentuin Blijdorp in Rotterdam, paste hij deze
middelen naar hartelust toe. Beeldhouwwerken sierden de
ingang van de dierentuin, maar ook die van de Rivièrahal.
Gebouwen werden gestut door klassiek vormgegeven zuilen,
alsof zij aan de oudheid refereerden. De giraffen verbleven in
een rank bouwwerk onder een sierlijk glooiend dak. Het kon
niet op met de decoraties en ornamenten, waarvan de
architect zijn creaties voorzag. Bhjdorp was voor Van
Ravesteyn het resultaat van een lang nagestreefde synthese
tussen architectuur en beeldende kunst. De beeldende kunst
ondersteunde de bouwwerken en gaf ze een extra esthetische
dimensie. De schilderingen van onder anderen Pieter den
Besten en Dick Elffers en de beeldhouwwerken van onder
anderen L. Bolle en W. van Kuilenburg onderstreepten de
kracht van de architectuur.
Niet iedereen was gecharmeerd. „Het latere werk van Van
Ravesteyn kan zich nu eenmaal nergens meer ondergeschikt
aan stellen," noteerde architect Huig Maaskant na de opening
van Blijdorp. „Het kan enkel zichzelf zijn en laat voor niets
anders daarnaast plaats. Het kan niet dienen, maar wil behagen.
De wijze waarop bijvoorbeeld de dieren in de Rivièrahal van
de Rotterdamsche Diergaarde zijn ondergebracht, is voor ons
beklemmend. Zelfs een plantenkas, overigens een mooi
gedeelte van de Rivièrahal, waarin toch alles aanwezig is wat
dit werk noodig heeft, is als een ijverzuchtige vrouw die geen
schoonheid naast de hare kan verdragen."
Criticus H. Buys had geen goed woord over voor het theater
Kunstmin, dat Van Ravesteyn in Dordrecht had ontworpen.