III I 11:1 rond gelijk gemaakt TT! 1 II It WmSS&zmÊÊ 129 Musis „Men kan zich voorstellen, dat een man als Van Ravesteyn uit ongeduld en uit den drang de architectuur met nieuwe schoonheidswaarden te verrijken, een oude ornamentiek uit den juweelenschrijn van de bouwkunst te voorschijn haalt en deze den toeschouwer, die niet al te geestdriftig is voor schoonheid en askese, met sierlijk gebaar voorhoudt." Natuurlijk was de architectuur van Van Ravesteyn door de overdaad aan decoraties en ornamenten kwetsbaar voor kritiek en spot. De serieuze kritiek van Maaskant hoefde maar een stapje verder te worden gevoerd om Van Ravesteyns bouwwerken af te doen als 'vrouwelijk', 'feminien', 'kappersarchitectuur' of'banketbakkersarchitectuur'. Van Ravesteyn was er de man niet naar zich door dit soort kritiek uit het veld te laten slaan. Toch vond er na de oorlogsjaren een duidelijke versobering plaats in zijn manier van ontwerpen. Exuberantie maakte plaats voor een strakkere vormentaal. Ornamenten en decoraties hanteerde hij nog wel, maar hij sprong er subtieler mee om. Het Centraal Station in Rotterdam was al nauwelijks meer te vergelijken met de overvloed aan barok in Kunstmin, De Holland, of Blij dorp. De kracht van het Rotterdamse CS school veeleer in het grote gebaar, in de grote hjnen, die ook nog best gebogen mochten zijn. Duidelijk uit het gebouw af te lezen is de invloed die Van Ravesteyn ondervond van overweldigende Italiaanse stations- f f f f M feit dat de architect genoegen moet nemen met de tijdelijkheid van zijn creaties. De sloop van de stations die hij ontwierp, van seinhuisjes en andere gebouwen die met de voortschrijdende techniek hun functie verloren, deed hem weinig. Alleen het neerhalen van de uitkijktoren van Blij dorp ervoer hij als een mokerslag, omdat de toren letterlijk en figuurlijk het hoogtepunt vormde van zijn ontwerp voor de nieuwe dierentuin. Aan de andere kant kan de veelvuldige sloop van veel van de gebouwen van Van Ravesteyn worden toegeschreven aan de magere waardering van de door hem ontwikkelde en in de Nederlandse architectuur unieke esthetiek. Waarom haalt niemand het in zijn hoofd iets van Rietveld te slopen, of van Dudok, om wiens magistrale Bijenkorf in de binnenstad van Rotterdam nog immer wordt getreurd? Was Van Ravesteyn een onbegrepene in eigen land? Het lijkt er wel op. Ironisch genoeg was het juist Van Ravesteyn die met zijn neo-barokke gebouwen ook de smaak van een groot pubhek probeerde te behagen. Esthetiek was voor hem belangrijk, schoonheid stond voorop. De middelen waarmee de gebouwen naar de gunst van de toeschouwer dongen, haalde hij van ver over de grenzen. Hij was een bourgondiër in de steile kerk van de vaderlandse architectuur. Maar de door hem nagestreefde schoonheid bleek slechts van tijdelijke aard. Smaken veranderen. Het schoonheidsideaal van Van Ravesteyn wordt in deze tijd nauwelijks meer begrepen. Wanneer men op een gebouw is uitgekeken, wanneer de schoonheid ervan niet meer wordt herkend, dan is de verwoesting nabij. Opmerkehjk genoeg zijn de laatste jaren pogingen in het werk gesteldVan Ravesteyn te beschouwen als een Nederlandse voorloper van het postmodernisme. Hedendaagse architecten als Sjoerd Soeters zien in Van Ravesteyn een vakgenoot die al verkondigde wat zij tegenwoordig proberen te bewerkstelligen. Na een aanvankelijke aarzeling lijkt het postmodernisme, mede door toedoen van Sjoerd Soeters en de stedenbouwkundige Rob Krier, de laatste jaren in Nederland ÊSÊ&mÉmMSm gebouwen als Termini in Rome, waar de reiziger bijna verdrinkt in de enorme aankomst- en vertrek hallen. Ook in het Centraal Station heeft Van Ravesteyn geprobeerd zo'n ruimtelijk effect te bereiken. Een glazen pui en een omhooggolvend dak dragen daar in belangrijke mate toe bij. Aan de buitenkant doet het gebouw zich veel groter voor dan het in werkehjkheid is. Niet alleen door de twee vleugels, die zich aan weerszijden van de hal lichtjes naar het stadshart buigen, maar vooral door de dubbele rijen vensters per bouwlaag. De kantoorvleugels lopen uit in twee aanbouwen die zich over de toegangswegen uitstrekken en worden bekroond door twee plastieken, ontwor pen door J.H. Baas, een van de tekenaars van Van Ravesteyn. Waarom geldt Sybold van Ravsteyn vandaag de dag als een vogelvrij architect? In de eerste plaats is dat te wijten aan de aard van de bouwwerken die van Ravesteyn ontwierp. Als architect van de Nederlandse Spoorwegen vervaardigde hij vooral 'gebruiksgebouwen', bouwwerken die als onderdeel van een dynamische onderneming als de spoorwegen al snel, wellicht sneller dan andere gebouwen, aan aanpassingen en veranderingen onderhevig zijn. Van Ravesteyn zelf leek als geen ander doordrongen van het steeds meer vaste voet aan de grond te krijgen. De vergelijking tussen Van Ravesteyn en het postmodernisme lijkt op het eerste gezicht niet helemaal gelukkig. Van Ravesteyn sproot als architect direct voort uit het modernisme. Hij vond het Nieuwe Bouwen tekort schieten in het bewerkstelligen van een nieuwe esthetiek, waarvoor hij de belangrijkste hulpmiddelen in de barok zocht. Het postmodernisme lijkt geen middelen te schuwen om te epateren, maar daarbij gaat het veel minder om het zoeken naar een nieuwe esthetiek dan om het bereiken van overrompelende effecten. Het postmodernisme gaat niet bij voorkeur te rade bij de barok, maar gaat veel meer uit van het idee 'alles moet kunnen'. De geestelijke verrijking van de toeschouwer, die Van Ravesteyn voor ogen stond, ontbreekt bij de postmodernisten volledig. Maar er zijn toch ook veel overeenkomsten, vooral in de wijze waarop Van Ravesteyn zich tegen de modernisten afzette. Wat zou het mooi zijn: Van Ravesteyn die zich postuum nog ontpopt als de vaderlandse beschermheer van de postmodernisten.Vooral wanneer dat ook maar een beetje zou kunnen bijdragen aan een herwaardering van zijn omvangrijke en opmerkelijke werk. En uiteindelijk aan de zekerheid dat er nog iets van dat tragische oeuvre bewaard zal blijven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2002 | | pagina 129