Musis 138
En dan is er ook nog dat meisje... dat meisje waar ik zo veel
van hou.
Ger van Veen tuurt in het duister. Daar, ergens tussen het
publiek en het looppad, dagdroomt hij zijn geliefde te zien.
Dat meisje waar hij zo veel van houdt. Het geeft hem ineens
iets melancholisch. Zijn solovoorstelling De Laatste Socialist is
een stoer verhaal van vergane glorie, van de laatste
antikapitalist die met zijn nieuwe partij Rode Genezing ten
strijde trekt, maar die niet van de drank afkan blijven, een
mislukte Blauwe Knoper, gedoemd tot eenpersoonssocialisme.
En dan is er dat meisje... dat meisje waar ik zo veel van hou.
Een vertederend intermezzo.
Ger van Veen zet een goed stuk neer. Het is verkiezingstijd,
prima moment voor een eenakter over deze eenzame Rode
Koning, de uitverkorene die het erfgoed van Paasheuvel,
natuurvriendenhuizen en geheelonthouding zal beschermen
tegen het morele verval van laffe sociaal-democraten - het
woord alleen al: sociaal-democratie. Dat moet wel minder zijn
dan socialisme. De Rode Genezing zal er een eind aan maken,
de jetset hoort thuis in heropvoedinggestichten.
Ger van Veen staat er. Hij bindt zijn pubhek met charme én
een lief soort onhandigheid, maar ook met knallende teksten:
„mijn ogen strijden tegen het zien van al die onrechtvaardig
heid," klaagt Van Veen. Af en toe zit er een zweem van
gezwollen poëzie in: „mijn geweten heeft wel duizend tongen
en elke tong zingt een ander lied." Er staat tegenover dat hij
op andere momenten lichtvoetig uit de hoek komt: „stemt op
lijst 100 voor een leefbaar socialisme. At your service!" Het