een bij voorkeur kleffe broeder
Wat Vlaardingen en Schiedam in het verleden met de Vereenigde Oostindische
Compagnie hebben gehad, blijft ook na het zien van de tentoonstelling over de VOC in het
Streekmuseum Jan Anderson tamelijk duister. Noch Vlaardingen noch Schiedam hadden
-zoals het veel kleinere Delfshaven - een vestiging van de roemruchte compagnie binnen
hun grenzen. Maar dat hoeft natuurlijk nog niet betekenen dat er geen betrekkingen
bestonden en al evenmin dat er geen sporen zouden zijn.
247 Musis
Om een band tussen Vlaardingen en de VOC te schetsen had
het streekmuseum Jan Anderson - dat zich immers veel breder
wil profileren dan alleen Vlaardings - misschien ook een
boeiende tentoonstelling kunnen inrichten van bijvoorbeeld de
blikken, bonbonverpakkingen, lucifersdoosjes, Delftsblauwe en
Makkummer wandborden, borduurlappen, kruiswoordpuzzels,
souvenirs en andere prullaria waarop - in het verloop van
pakweg de laatste vijftig jaar - Rembrandts Nachtwacht
afgebeeld is geweest. Tenslotte behoort de Vlaardinger Willem
van Ruytenburgh, in Amsterdam Willem van Vlaardingen
geheten en heer van de Vlaardingse Hof in z'n gele zijden pak
tot de prominentste figuren op het schilderij en daarmee tot de
meest afgebeelde figuren uit de Gouden Eeuw. Ruytenburgh
was, behalve officier van de Amsterdamse schutterij en
Vlaardinger ook groot-deelnemer in de Compagnie. En ruim
aandacht zou ook uitgegaan mogen zijn aan die andere
Vlaardinger Cornelis Speelman die in zijn ijver voor de zaak
van de Compagnie zover ging dat hij bekend stond als de schrik
van de inboorlingen.
Maar evenzeer aardig zou het zijn om de proviandlijsten van de
schepen die op de Oost voeren 'ns uitvoeriger te bekijken.
Bekend is dat de schepen grote hoeveelheden gezouten vis aan
boord namen. Deze was trouwens één van de hoofdoorzaken
van het uitbreken van de gevreesde scheurbuik. Want als
hoofdvoedsel stelt gerookte of gezouten vis weinig voor.
Vlaardingen zal als leverancier ongetwijfeld enig aandeel hebben
in de bevoorrading van de VOC en van de oorlogsbodem van
de Admiraliteit op de Maze. Die proviandering zou best eens
onderdeel mogen zijn van een nader onderzoek naar een
mogelijke hoewel waarschijnlijk heel smalle relatie tussen de
Compagnie en het nederige vissersstadje Vlaardingen.
Ook mag dan niet over het hoofd worden gezien dat de VOC
gedurende eeuwen de leverancier was van de veelkleurige
katoenen stoffen in traditionele Hollandse klederdrachten,
waaronder met name die uit de visserssteden. Oorspronkelijk
waren die stukken verwerkt van uit India geïmporteerde, rijk
bewerkte katoenen stoffen, 'chintza's' geheten, welke naam in de
volksmond al snel werd verbasterd tot 'sitsen'. In grote delen van
Zuid- en Zuidoost-Azië waren deze fraai gedecoreerde
katoenen doeken zeer populair. De sitsen werden en worden
hoofdzakelijk in Coromandel en Bengalen vervaardigd en door
de Compagnie zowel in Nederland geïmporteerd als in
Indonesië verhandeld. In Nederland werden de kostbare stoffen
(de boeken van de VOC vermelden inkoopprijzen van twee tot
vijftien gulden) verknipt en gebruikt voor allerhande sierstukken
in kleding en huistextiel. Op Java werden ze grif gekopieerd
welke nijverheid allengs uitgroeide tot een eigen industrie.
In de negentiende eeuw zouden de Javaanse batiks de Indiase
sitsen zelfs vrijwel geheel van de markt verdringen, waarna de
batikkunst langzaamaan beschouwd werd als een typisch
Javaanse cultuur.
Wie dus wil weten wat het kleurige zondagse vissersschort van
de Vlaardingse visvrouw te maken heeft met zowel de gebatikte