ing een student met handtekeningenlijsten langs de een hoorzitting. Bleek dat die student de pest aan 'm st. Hij zat er dringend op te wachten maar hoorde de dat orgel op de stoep. Door Peter de Lange 279 Musis dag tot dag Op de Hoogstraat, waar Ton Roos al 24 jaar een vergunning heeft, bespeurt hij de laatste tijd een zekere vijandigheid. Er zijn een paar adressen waar de koffie voor 'm klaar staat, maar er zitten ook een paar winkels die hem liever zien gaan dan komen. 'Ga effe ergens anders staan,' zeggen ze nijdig zodra hij voor hun pui verschijnt. Ze beweren dat hij de klanten wegjaagt. Er is ook een cafébaas op de Hoogstraat die wel eens roept: 'Sodemieter op, door jou heb ik niemand op m'n terras.' En ergens in Schiedam-Oost - de straatnaam wil hem niet te binnen schieten - heeft een skinhead ooit een revolver in z'n zij gezet omdat-ie een geintje had gemaakt dat helemaal verkeerd was gevallen. Sindsdien ligt er een knuppel onderin de bak. Want het is altijd oppassen. Sommige concurrenten kunnen knap link worden. Zijn Vlaardingse collega Aad is een jaar of wat geleden bedreigd door zo'n groep muzikanten uit Zuid- Amerika. Op een ochtend kwam hij op zijn stek op het Liesveld en daar stond een heel Indianenorkest te spelen. Toen hij protesteerde kwamen ze in een kringetje om hem heen staan. 'Zullen we even de pijpen uitje orgel slaan?' In Rotterdam heeft het gemeentebestuur de hele binnenstad vrijgegeven voor straatmuzikanten. Mooi gebaar. Maar voor hem hoeft het niet, hij gaat het centrum niet meer in. De ene keer wordt er een boek van je wagen gejat, de andere keer pikken ze je voorraad cassettebandjes. En ook in de Koopgoot heb je winkeliers die de telefoon pakken zodra er een draaiorgel in beeld verschijnt. 'En dan heb je maar te gaan. Je doet er niks tegen.' Een orgelman is vogelvrij. Zijn inkomen hangt af van de goedgunstigheid van het publiek. Hij leeft van dag tot dag. Zijn dagen zijn lang en zwaar. En als het regent vangt hij noppes. Dat is wel eens moeilijk, als je een vrouw hebt en twee dochters van 16 en 19. Met zijn 44 jaar is Ton Roos de jongste orgelman van Rotterdam. Dat zegt alles over de toekomst van het beroep. Dat beroep raakt uit de gratie, staat op het punt van verdwijnen. Zoals eerder de schillenboer, de voddenman en de melkboer zijn verdwenen. De straat wordt leger, het leven kaler. 'Er zijn haast geen beroeps meer,' zegt Ton spijtig. 'De meeste hebben een gewone baan of zitten in de oude auto's of het oud ijzer. Het orgel doen ze er als hobby bij.' Voor Ton is orgeldraaien bijna een heilige plicht. Een tamilietraditie waar hij onmogelijk een punt achter kan zetten. En daarnaast is het ook nog eens zijn hobby. Boven het bed van hem en Wil hangt een plaat van Anton Pieck met een draaiorgel erop, hoofd- en voeteneinde van het bed zijn versierd met dezelfde krullen als waarmee zijn orgel is afgewerkt. Het toegangshekje op de volkstuin is van een orgelwiel gemaakt en in de bloementuin staat een decoratief orgeltje van steen. Al die ornamenten heeft hij zelf met veel geduld vervaardigd. De meeste onderdelen aan zijn drie orgels zijn ook eigen fabrikaat. 'Allemaal handwerk,' zegt hij trots. 'Ik kijk liever m'n orgel na dan m'n auto.' Een orgelman is een ambachtelijke muzikant. De Carpe Diem waarmee Ton Roos door Schiedam trekt heeft hij eigenhandig vernieuwd omdat er houtworm in zat. De afbeelding van de Korenbeurs op het front is geschilderd door zijn jongste broer, een orgelbouwer van beroep. Op de Carpe Diem is hij extra zuinig. Ooit liep zijn vader met dat instrument over straat. Het moet Schiedam vele duizenden keren hebben doorkruist. Oorspronkelijk komt het uit Parijs. Daar werd het volgens de papieren in 1921 gebouwd bij Limonet. Een orgelman gaat ver terug in de tijd. Ton leerde het vak van zijn vader en die had het weer van zijn vader, want grootvader Roos kwam ook als orgelman aan de kost. Hij stond op de kermis met een draaimolen met een orgel erin. Daar ligt de oorsprong van het familieberoep. Het beroep zelf is waarschijnlijk nog vele eeuwen ouder. Rondreizende muzikanten had je al in de Middeleeuwen. In de tijd van opa Roos gold de kermis als een van de weinige bronnen van vermaak. Straatmuzikanten hoorden in dezelfde categorie thuis. Zij zorgden voor amusement in de volksbuurten. Ton: 'Het was vroeger de enige radio. Mensen hebben er dansen bij geleerd.' Dankzij het orgel leerde Tons vader zijn latere echtgenote kennen. Zij woonde in de Gorzen en kwam altijd luisteren als hij in de buurt speelde. Ton ging op z'n zesde jaar voor het eerst met zijn vader mee. Er hep toen nog een paard voor de wagen. Hij herinnert zich dat ze 's morgens in alle vroegte naar de stal gingen, 's Winters moest er eerst een gat in het ijs van een naburige sloot worden gehakt, omdat er anders geen water was om het paard te wassen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2002 | | pagina 279