299 Musis gokken op een klein kerngebied het centrum in zijn totale proporties te zien. Mét woningen, met rustgebiedjes, met industrieel erfgoed en met winkels op de plaatsen waar deze van oudher waren. Want met het centrum van Schiedam en de tegenwoordige Hoogstraat is niks mis, meent oud-gemeente- raadslid voor de WD en gedurende meer dan dertig jaar meer dan actief woordvoerder voor de middenstand Gerard Verhuls- donk. Voor de aardigheid heeft hij ooit een lijstje gemaakt met alle winkeliers uit de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog. En wat hem daarbij frappeerde was dat de brancheverschillen tussen toen en nu kleiner zijn dan menigeen denkt en aangrijpt voor weer een betoog over de teloorgang van het centrum en de noodzaak van overheidsingrijpen. Wat hem tijdens een wandeling over de Hoogstraat wel opvalt is de slordige manier waarop met de panden wordt omgegaan. Maar de winkeliers van nu zijn geen bewoners meer en vaak niet eens de eigenaar. Zoiets scheelt. Maar dat neemt niet weg dat hij een handelaar in lederwaren die hem de hand komt schudden en terloops gewaagt van de barre tijden van tegenwoordig toch een hart onder de riem steekt; 'Als ik nog jong was, zou ik hier onmiddellijk weer beginnen'. Verhulsdonk kent de Hoogstraat als z'n broekzak. Ooit in een spraakmakende politieke televisieserie onze 'nationale bonbonmaker' genoemd, behoorde hij op Schiedams belangrijkste winkelstraat tot de sfeermakers. Trouwens ook op lokaal bestuurlijk niveau deed hij van zich spreken. Als eerste liberaal in Nederland hielp hij coalitie tot stand te brengen tussen liberalen, socialisten en communisten en wist op decorum zeer gestelde burgemeesters als Peek en Roelfsema tot razernij te brengen door zijn kwinkslagen en het met ruime hand strooien met bijbelteksten uit de Petrus Canisiusvertaling. Maar bovenal was hij de welbespraakte vertegenwoordiger van de Schiedamse middenstand. Het kost hem ook geen enkele moeite om het beeld van de Hoogstraat tussen de jaren veertig en tachtig tot leven te brengen. Met daarin bijvoorbeeld de kleine, bolle volksdrogist Bas Maltha wiens winkel - die nu een onderdeel is van een landelijke keten van reisbureaus - gedreven werd door de ruim beboezemde dames Meijer, die het altoos naar petroleum en zeep ruikende zaakje met hun gestalten bijna geheel vulden. En natuurlijk verhaalt hij van het merkwaardige Forehead; een winkel die zich toelegde op het onzichtbaar stoppen van nylonkousen en de al evenzeer onzichtbare resultaten daarvan in de etalage had uitgestald, het Eerste Schiedamsche Hondenbadhuis en zaak in religieuze artikelen Hanou, in Schiedam beter bekend als het 'Jezus-in-alle-maten-winkeltje'. Over de malaise die zich uit in een verschraling van het branche-aanbod, het zichtbare verschil tussen het eerste deel van de Hoogstraat tussen Koemarkt en Appelmarkt en tussen Appelmarkt en Korte Dam en de versukkeling van de panden is hij kort. Wie Verhulsdonks lijst, naast het tegenwoordige adresboek legt, komt tot de merkwaardige conclusie dat het met de verschraling van branches eigenlijk wel meevalt. Verdwenen zijn alleen de groenteboer, de slager, de vishandel en de kruidenier. Maar gebleven zijn de overige branches van luxe parfumerie tot boekhandel en van chocolaterie tot edelsmid, fietsenmaker en ijzer- en gereedschaphandel toe. Dat valt dus reuze mee. Op modegebied - terwijl elke Schiedammer zal volhouden, dat er hier niets te beleven valt - is het centrum zelfs gegroeid en steekt ver uit boven het schamele aanbod van weleer. Wat hem stoort - en waarover het gesprek steeds weer gaat als de versukkeling van de Hoogstraat aan de orde komt - zijn de vele zichtbare tekenen van verwaarlozing. Nog maar een handvol winkeliers is tevens eigenaar van de panden waarin zij hun nering drijven. Niet langer telt de totale waarde van de opstal, slechts van belang is het exploitabele aantal vierkante meter winkeloppervlak. Wat zich daarboven bevindt zal de eigenaar een zorg zijn. In die ontwikkeling zijn winkel en woonhuis van elkaar losgeraakt en die scheiding wordt eens temeer benadrukt doordat op het gebied van stedelijke uitstraling geen enkel beleid is gevoerd. In deze ontwikkeling kon het gebeuren dat een herenmodezaak die zichzelf tot de allervoornaamste van de stad rekent, een schitterende uit gepolijst graniet en met geglazuurde tegels geornamenteerde gevel - de enige en zeker mooiste in z'n soort in Schiedam - heeft weggeprakt achter een goedkope winkelpui waaraan alleen het donkere blauw de illusie van enige deftigheid moet geven. Enkele meters verderop gaat een grootsteeds complex van woningen en winkels uit het begin van de twintigste eeuw verloren boven slordige uitstallingen en verwaarloosde luifels. Met daartussen nog een schitterende jugendstiletalage die onherkenbaar is geworden door de dikke lagen donkerblauwe verf. Het meest verbazingwekkende is de korte tijd waarin dit verval om zich heen heeft gegrepen. Maar dit houdt tevens een geruststelling in. Namelijk dat het tij nog makkelijk te keren valt als Schiedam echt groot gaat denken en in z'n binnenste alle aandacht laat uitgaan naar wat er reeds bestaat en niet naar wat Seinpost en Jan des Bouvrie zo gemakkelijk beloofd hebben. Hoogstraat 1962, foto: M.A.J. Hanse

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2002 | | pagina 299