Een beeldje voor het kind
van de koning
Henk Slechte
De nationale feestdag die wij
Koninginnedag noemen dateert uit 1889.
De liberale regering besloot toen de
verjaardag van prinses Wilhelmina
voortaan te vieren als een nationale
feestdag. De liberalen waren bang dat de
groeiende politieke tegenstellingen het
volk zouden verdelen. Ze hoopten dat
een jaarlijks volksfeest rond het
Oranjehuis een ritueel van verzoening en
saamhorigheid zou zijn en de verjaardag
van het prinsesje dat de ziekelijke en
impopulaire koning Willem III moest
opvolgen leek daarvoor geschikt. Het
Oogstfeest maakte plaats voor
Prinsessedag en op 31 augustus 1889
vierde Nederland voor het eerst de
verjaardag van Wilhelmina met aubades,
kinderfeesten en optochten.
319 Musis
De Schiedammers hadden toen
de veij aardag van de koning al
twee keer enthousiast gevierd,
de laatste keer in 1887, toen hij
zeventig werd en de regering
daarin aanleiding had gezien
voor een landelijke viering.
Aan dat feest herinneren een
zilveren beeldje van prins
Willem I de Zwijger en een
register met ongeveer
1.200 handtekeningen van
Schiedammers in de historische
verzameling van het Huis
Oranje-Nassau.
In 1859 was voor het eerst
geprobeerd om van de
koninklijke veijaardag een
nationale feestdag te maken.
Toen kwam het idee van de
koning zelf, die had laten weten
dat hij de viering van zijn
veijaardag door 'zijn' volk op
prijs zou stellen. Willem III kon
zich maar moeilijk neerleggen
bij de beperkingen van het
constitutionele koningschap en
hoopte zo zijn populariteit te
vergroten. In de Schiedamse
gemeenteraad had mr. L.G. Greeve zich er in oktober 1858
nog over verbaasd dat op de begroting 'eener gemeente die
nooit feest viert, ook dan, wanneer zulks door het gansche
land wel plaats heeft, een post werd uitgetrokken voor feesten'.
Op die begroting stond slechts een paar honderd gulden voor
illuminaties en vlagvertoon op nationale feestdagen, en dus
trok de raad voor de viering van de koninklijke veijaardag
f 1.500 uit. Waarschijnlijk uit volgzaamheid, maar wellicht ook
om te bewijzen dat Schiedam wel degelijk kon feesten. En dat
gebeurde dan ook op 19 februari 1859. De klokken van de
Grote Kerk luidden, van de openbare gebouwen en 'uit de
woningen van schier alle ingezetenen, zoo rijke als arme,
waaide de vlag van het Vaderland', op de Grote Markt was een
'wapenschouwing [van de Schutterij] door de Luitenant-
Colonel-Commandant' in aanwezigheid van de burgemeester,
de wethouders, de leden van den gemeenteraad, de
gemeentesecretaris, de kantonrechter en de griffier, en het
orkest van de Schutterij speelde vaderlandse liederen waarvan
'niet het minst het Wilhelmus van Nassaue de geestdrift der
menigte ten top voerde'. Een koningsgezinde Rotterdammer
vond het Schiedamse feest een
toonbeeld van volkse
oranjeliefde en deed verslag in
de Schiedamsche Courant
24 februari. Hij had genoten
van de inspectie van de
Schutterij en had langs de
'Broersgracht gewandeld, waar
meer de kleine burger woont:
geen woning zonder vlag,
waarvan er bijna op de grond
raakten, ja! Keek men daar
steegjes en sloppen van
velerlei ongezonde afmeting
in, dan zag men ook daar
vlaggen de geheele breedte
vullen of versieringen van
groen enz. aangebragt'.Tegen
het donker was hij naar het
geïllumineerde stadhuis
gegaan, 'te meer daar een
buitengewone stroom van
menschen daarheen vloeide,
een onafzienbare menschen-
massa, die schijnbaar een
gecostumeerde optogt
omsloot, het marktveld
opvulde, alles naar de fagade
van het Stadhuis gerigt'. Hij
was blij verrast geweest en
'dankte den hemel dat een zoo treffend tooneel als
geïmproviseerd daar plaats vond, waarin een zoo schoon
bewijs geleverd werd hoe de kern van de nijvere klasse,
juichende over des Konings verjaardag, dit ongezogt verbond
aan het denkbeeld dat het eene eerste behoefte is hulde te
brengen aan de bestaande magten'. Dat gebeurde onder meer
door het 'corps zakkendragers (en een zakkendrager in
Schiedam betekent veel)' dat een serenade aan het
gemeentebestuur bracht. Op weg naar het station had hij wat
gedronken in de 'Groote Sociëteit, waar dezen avond in een
rijk versierde en verlichte zaal het entree voor een ieder was
opengesteld; daar daverde het ook van het bekende: leve, toen
het goed bezette en daarvoor expres bestelde orkest de
volksliederen speelde'. Zijn vreugde was volledig, toen hij had
vastgesteld dat ook de avond ordelijk was verlopen en 'wat nog
nimmer met eenige kermis gebeurde, het huis van verzekering
geen enkele extra logé te herbergen had'.Toch had men de
onlusten van 1854 nog vers in het geheugen, want vlakbij de
stad waren dragonders gelegerd om bij het uitbreken van
rellen te kunnen ingrijpen.