Met al die mensen hadden w katholiek, ma< Musis 394 af in en rond die kerk die als kerkelijk, maatschappelijk en cultureel centrum functioneerde. Mijn vader was lid van het koorgezelschap Lof en Stichting, mijn moeder organiseerde de Kevelaarse processie en ik was misdienaar. Die Kevelaarse processie was in zekere zin een voortzetting van de processies die door de Reformatie waren afgeschaft. Bussen vol Schiedammers gingen ieder jaar naar Kevelaar, vlak over de Duitse grens bij Kleef. Daar konden ze in volle vrijheid hun eigen processies houden, in de prachtige kerk zingen en naar zoveel preken luisteren als ze wilden, maar het was ook een familiereünie, waarop families uit verschillende steden elkaar zagen en bijpraatten. Zo rond 1970-1975 nam de belangstelling af en verdween de traditie. Dat was ook het moment, waarop kinderen ophielden naar de kerk te gaan en de kerk langzaam naar de marge verdween. In de Havenkerk kwam vooral de betere middenklasse, vooral veel zakenmensen en winkeliers uit de Hoogstraat. Bekende katholieke families waren Vredebregt, een grote brandstoffenhandelaar, Verhulsdonk, de bonbonmaker, Melchers, de eigenaar van boekhandel Rebers, Adams die naast de bioscoop op de hoek van de Appelmarkt een fietsenzaak had, en natuurlijk Scholten, mijn eigen familie die een slagerij had. Al die mensen deden iets in en voor de kerk en de zoontjes waren vaak misdienaar, zoals Ben Vredebregt, Piet Linnenbrink en ik. In de kerk was de maatschappelijke driedeling pijnlijk zichtbaar. Achterin, op de 'gruttersbanken', zaten de armen, de brandersknechts die dicht bij de achterdeur moesten zitten om direct weg te kunnen als er iets was met de ovens, waarvoor ze verantwoordelijk waren, in het midden zaten wij, de grootste groep en de betere middenstand, en voorin op het pluche zaten de rijken. Die groepen zaten bij dezelfde mis die werd opgedragen door dezelfde priester, maar ze hadden onderling nauwelijks contact. Wij hadden het gevoel dat we bij een soort clan hoorden die een sociale, religieuze en economische samenhang had en was afgesloten van de boze niet-katholieke buitenwereld. Binnen die katholieke clan was de sociale stijging en daling betrekkelijk. Katholieken waren lang niet welkom geweest in openbare functies en hadden daarom hun heil in de handel gezocht. Als een katholiek kind echt verder ging leren, was dat vaak binnen en voor de kerk. 'Mijn zoon is op studie' zei mijn moeder dan tegen haar kennissen. Mijn katholieke wereld was die van de Havenkerk. De Singelkerk was ook een kerk van de dominicanen, maar daar kwamen de kleine middenstanders uit de straatjes achter die kerk, zoals de Villastraat, en de arbeiders uit de hoven en stegen in de binnenstad. De Frankenlandkerk werd bediend door wereldheren. Daar kwamen vooral de welgestelde katholieken uit de omgeving van de BK laan. Mijn jeugd werd bepaald door de Havenkerk. In de oorlog was dat voor ons ook een baken in de afkeer van de NSB en de Duitsers. De verenigingen waren verboden en de kerk nam het voortouw in het jeugd- en jongerenwerk. Ik was lid van de St. Jansknapen, een soort alternatieve en vooral katholieke padvinderij die in 1940 was opgericht als een zogenaamde religieuze beweging maar waarmee we gewoon op kamp gingen. De kerk ging ook voor in een soort mentaal verzet tegen de Duitsers. Toen pastoor Binkhorst in 1942 de brief van aartsbisschop De Jong tegen de jodenvervolging voorlas, zei hij: er zijn waarschijnlijk verraders in de kerk, dus vooral niet applaudisseren. Dat begrepen we en we hebben allemaal hard op de grond gestampt! Ook na de oorlog, toen ik allang en breed in Nijmegen zat, bleven de Havenkerk en al die katholieke families de kern van mijn maatschappelijk bestaan. Ik ging mee naar Kevelaar en assisteerde regelmatig in de Havenkerk.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2002 | | pagina 394