larmoeder tot doodsiurk Peter de Lange 95 Musis Voorzien van ramen met uitzicht op een versgeploegde akker of een bloeiende boomgaard, had dit vertrek de lobby van een sjiek plattelandshotel kunnen zijn. De ruimte heeft er precies de goede afmetingen voor. Hij is niet te groot en niet te klein, er zijn hoekjes voor intieme gesprekken en er staan voldoende fauteuils en sofa's om ook in wijdere kring een vertrouwelijke aangelegenheid te bespreken. De verlichting is getemperd en de kleuren zijn beheerst, warm en geruststellend. De bekleding van het cognackleurige zitmeubilair voelt zacht en vriendelijk aan, de beige karpetten brengen ieder geluid terug tot beschaafde proporties. Aan de witte muren hangen stemmige schilderijen die niets bepaalds voorstellen - misschien zijn het verwijzingen naar bloemen of vogels. Maar je weet: kamers zonder ramen zijn zelden bedoeld voor feestelijke bijeenkomsten. En hoe prettig het interieur ook aandoet, je voelt dat hier vaker wordt gefluisterd dan uitbundig geschaterd. Dit is geen plek om grinnikend de ober te wenken voor nog drie bier. Eerder bekruipt je een neiging nadenkend in je koffie te roeren. Zou je niet weten dat je je in de aula van een uitvaart onderneming bevindt, dan ontdekte je het gauw genoeg aan een paar veelzeggende details. Die openslaande deuren van witgelakt hout bijvoorbeeld hebben iets onheilspellends, die kunnen daar maar met één doel zijn aangebracht. En in welke gelagkamer staat op elke tafel discreet een doosje Kleenex? De inrichting is gekozen door Helen Teunissen, 43 jaar, geboortig uit Oss, dochter van een Organon-directeur, gehuwd met de cardioloog Han Spierenburg, moeder van drie kinderen en directeur van uitvaartonderneming Matrice te Schiedam. Haar voorkomen wijst eerder in de richting van een hoge zorgfimctionaris dan naar iemand die in teraardebestellingen doet. Kleding waar geen krijtstreep aan te pas komt, wel modieuze laarzen met puntneuzen en een ruime zwarte broek. Een donkere, allesbehalve sombere trui. Een gezicht dat levensvreugde uitstraalt, geen spoor van neerslachtigheid. Ze is vrolijk en spontaan, maar alles wat ze zegt is weldoordacht. 'Ik heb deze aula ingericht in een sfeer die ik zou kiezen als mijn eigen moeder overleed,' zegt ze. 'Het moet er warm uitzien en warm aanvoelen. Haal je hand maar eens over de bekleding van je stoel. Lekker zacht, vind je niet? Alles hier moet goed aanvoelen, een hoge aaibaarheidsfactor hebben.' Het klinkt verbazingwekkend ontspannen. Net zo opgewekt als de eerste regels van dat gedicht dat in een levensgroot kader tegen de achterwand is opgehangen: Doodgaan zou weer doodgewoon moeten worden even veilig als geboren worden. Die overpeinzing vloeide voort uit de pen van een schrijvende vriendin, Marrit Verwiel. Al weer lang geleden, maar Helen bleef het altijd koesteren als een treffende samenvatting van haar eigen gedachten over doodgaan en begraven worden. Toen ze in 1996 Matrice begon, verhief ze deze strofe tot motto van de onderneming. Matrice, baarmoeder. Een ongewone uitvaartonderneming met een ongewone naam. Met als afwijkende kenmerken het grotendeels vrouwelijke personeel en de eigenwijze benadering van een uitvaart. Eigenwijs? Nou: op z'n minst anders. Er is een reden om het anders te doen. 'Iedereen is verschil lend. In onze ogen moet een uitvaart het leven dat er aan vooraf ging weerspiegelen. Dat betekent dat iedere uitvaart verschillend moet zijn. Bij ons is niets standaard. Ik haat standaard!' Helen koos pas betrekkelijk laat voor dit 'leuke vak'.Tot haar zesendertigste was zij verpleegkundige op de afdeling kinder- oncologie van het Sophia ziekenhuis in Rotterdam. Uit hoofde van haar functie stond ze vaak aan het graf van overleden patientjes. En dikwijls dacht ze dan: ik herken dat kind helemaal niet in deze uitvaart. 'De ouders kwamen bijna altijd terug met hoofdpijn. Ze zaten verslagen op de voorstoelen van de rouwauto, soms konden ze niet eens lopen van verdriet. Ik kon alleen maar denken: wat is dit erg! Natuurlijk, dat verdriet haal je niet weg met een mooie begrafenis. Een kind verliezen is iets tegennatuurlijks. Maar het is wel belangrijk dat de nabestaanden de overledene kunnen herkennen in de uitvaart. Dat maakt het afscheid draaglijker. Er waren maar heel weinig uitvaartondernemers die de moeite hadden genomen dat persoonlijke naar voren te halen.' Een ernstige tekortkoming, vond ze. Vervolgens nam ze het besluit: daar ga ik wat aan doen. Ze ontdekte al gauw dat doodbidder een vrij beroep is. Iedereen kan het worden, een diploma is niet vereist. Maar helemaal zonder kennis van zaken zo'n delicate wereld binnenstappen leek haar onverstandig. Ze schreef zich in voor de opleiding Uitvaartbegeleider van de Stivu. 'Een zeer stoffige opleiding; vindt ze achteraf. 'Ik heb een crematorium van binnen gezien, ik ben in een kistenfabriek geweest en ik heb geleerd hoe ik een kaart moet maken op de standaardmanier. Een overledene heb ik tijdens de cursus met onder ogen gekregen. Dat hoorde er niet bij. Een groot gebrek. Stel je voor datje er niet tegen kunt. Dan val je in de praktijk lelijk door de mand.' Ze had niet het idee dat de opleiding haar veel vakkennis had bijgebracht. Gevoel en inlevingsvermogen, dat zijn volgens Helen Teunissen veel belangrijker vereisten dan weten welke kwaliteiten doodkisten er zoal bestaan en hoeveel porto er op een rouwenvelop moet. 'Belangrijk is dat je je kunt voorstellen wat de familie doormaakt. Je moet gewoon een kameleon zijn. De sfeer en de omstandigheden zijn telkens anders. Elke nieuwe opdracht betekent in wezen van voren af aan beginnen. Je moet vertrouwen uitstralen, laten zien datje lekker in je vel zit. Als mensen de voordeur open doen, moeten ze denken: wat een leuk mens, daar kan ik tegenaan leunen, daar kan ik mee huilen, mee lachen, boos tegen worden.' Tonen datje gevoel hebt, van aanpakken weet, degelijk bent. Die uitstraling heb je deels van nature en deels door levenservaring. Helen denkt dat zij veel te danken heeft aan haar verleden als topsporter. Ze speelde hockey en tennis op hoog niveau, had een zwakke knie haar geen parten gespeeld dan was ze geëindigd in de Olympische ploeg en misschien wel op het erepodium. 'Ik ben heel prestatief gericht. In de sport heb ik bovendien geleerd te coachen. Daar komt mijn vaardigheid vandaan om twintig mensen te managen.'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 95