Het museale leven na Cobra I CHOCOLADE Henk Slechte 153 Musis Schiedam lijkt geheel in de ban van Cobra. Langs de vernieuwde 'Avenue Broersvest' hangen lange rijen banieren, in de abri's van het openbaar vervoer forse plakkaten en in de etalages van de winkels in de Hoogstraat besteden de winkeliers op een eigen en soms creatieve manier aandacht aan de populairste kunststroming uit het postbellum. Dan valt vervolgens de drukte in het Stedelijk Museum tegen en dat is jammer en niet verdiend. Cobra, de kleur van vrijheid is een juweel van een tentoonstelling, in elk opzicht, en te beginnen bij de kwaliteit van de getoonde collectie en het betoonde respect voor iedere bezoeker. De belangstellende leek die de tentoonstelling heeft bekeken, weet na afloop van zijn of haar bezoek wat Cobra was en waar de Cobrakunstenaars voor stonden, en wie aarzelend naar binnen is gegaan, omdat Karei Appel de verpersoonlijking van de 'moderne kunst' is en toch maar wat aanrotzooide, komt enthousiast naar buiten. Een mooie expositie van schitterende kunst die niemand onberoerd kan laten. Dat hebben de makers bereikt met het respect voor de Cobrakunst én de bezoekers, dat van de inrichting afspettert. In het na-Fuchse tijdperk mag een museum gelukkig al zijn bezoekers weer serieus nemen en dat gebeurt hier voluit. Van de eerste tot en met de laatste zaal krijgen die bezoekers informatie die voor leek en kenner even smakelijk is, en geven vitrines met brieven, documenten en tijdschriften een helder inzicht in de geschiedenis van de vroege en intense relatie tussen Cobra en Schiedam. Op rustgevende, afwisselend zwarte en grijze panelen hangen uitvergrootte foto's van kunstenaars met hun werk, met elkaar, en vaak met boeiende citaten, of een lange depotlijst van Karei Appel, wat pikant is tegen de achtergrond van het actuele onderzoek in Amsterdam naar de vermeende financiële hulp die Appel van zijn vriend Fuchs zou hebben gekregen. Het is jammer dat een interessant citaat uit L' Art contre la guerre (1950) van hoofdredacteur Christian Dotremont van het Brusselse tijdschrift Cobra niet van een Nederlandse vertaling of tenminste samenvatting is voorzien en ook de afwezigheid van de maquette van Nieuw Babylon van Constant Nieuwenhuis uit het Haags Gemeentemuseum lijkt een minpuntje. Maar dat is voer voor bevoegde critici. Een bezoek aan deze expositie smaakt naar heel veel meer en zeker naar herhaling! Cobra de kleur van vrijheid is ook een pijnlijke tentoonstelling, want zij geeft een zo bijna volledig en liefdevol inzicht in de bijzondere en al bijna klassieke kunststroming die Cobra is, dat onvermijdelijk de moeilijke vraag opkomt waarvoor Nederland eigenlijk een apart Cobra Museum in Amstelveen nodig heeft, als het Stedelijk Museum in Schiedam zo'n rijke collectie en zoveel spannende documenten heeft, waarmee Cobra echt tot leven kan worden geroepen. Hoe heeft het ooit zo ver kunnen komen dat een museum voor Cobra werd gesticht dat in zijn hele bestaan nog nooit zo'n indringend overzicht van Cobra heeft gegeven als nu in Schiedam te zien is en waarom heeft Schiedam zich niet in een veel vroeger stadium opgeworpen als hét museum dat bij uitstek de erfenis van deze kunststroming deskundig en bevlogen kan beheren? Maar goed, gebeurd is gebeurd, en deze vragen zal een (kunst) historicus die ooit de echte geschiedenis van het museum gaat schrijven, moeten beantwoorden. Schiedam en zijn museum kunnen van deze en andere gemiste kansen natuurlijk wel leren. Ook als het enorme bedrag dat is uitgegeven aan de promotie van de tentoonstelling, niet leidt tot het beoogde aantal van 60.000 bezoekers, heeft het museum laten zien wat het bezit en wat kan, en heeft het zijn plaats in de rij van de serieuze kunstmusea heroverd. Dat mag niet voor de zoveelste keer verloren gaan door politieke onmacht en typisch Schiedams gekissebis. Schiedam en zijn museum moeten vasthouden wat ze met deze Cobra tentoonstelling aan professioneel respect zeker zullen terugwinnen. En omdat adeldom verplicht, moeten politiek, musea en bevlogen liefhebbers ophouden met alle onzinnige onderzoeken en discussies, waaraan al zo vreselijk veel tijd en geld is verspild en die nooit over het wezen van het museum gingen. Het is de hoogste tijd voor een nieuw en krachtig profiel, waarin het museum vaststelt, waarin het sterk is, voor wie het werkt, wat het kan en wil en hoe het dat denkt te gaan doen. Het is aan de politiek om te zorgen voor de randvoorwaarden, zoals waarschijnlijk een andere financiering en wellicht betere huisvesting. Het is dus tijd voor een goed geformuleerde inhoudelijke doelstelling die een duidelijke museale richting wijst, want daaraan heeft het heel veel te lang ontbroken. Schiedam mag nu dan wel weer 'op de kaart staan', één museale zwaluw maakt nog geen zomer. En overigens ben ik, met de oude Romein Cato, van mening dat het huidige Stedelijk Museum voor zulke monumentale tentoonstellingen als Cobra de kleur van de vrijheid een ideaal gebouw is met heerlijke hoge en lichte zalen en een sfeer die geen modern gebouw kan evenaren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 153