Deze geschiedenis verdient beter Hans van der Sloot Musis 154 Het blijft een vermakelijk verhaal, hoe Schiedam in 1958 een collectie van 26 werken van Karei Appel verwierf. Tekenend ook voor die tijd en voor het culturele klimaat in Nederland en daarmee Schiedam. In de grote 368 pagina's tellende catalogus die de tentoonstelling 'CoBrA; De kleur van vrijheid' begeleidt, wordt aandacht gegeven aan de verslagen van de museumcommissie waarin deze aankoop besproken werd, alsmede de brieven die de transactie tot onderwerp hadden. Zij vormen echter slechts het officiële sluitstuk van de transactie. Het echte zakendoen kreeg z'n beslag tijdens een etentje in het huis van Piet Sanders aan de Julianalaan. Sanders, deed Appel het aanbod van de aankoop van een - door de conservator te selecteren - 26-tal werken op papier. Deze maakten onderdeel uit van de omvangrijke verzameling van 295 vroege werken die de kunstenaar in 1955 aan conservator Daan Schwagermann in depot had gegeven. Sanders stelde hem als vriend, raadsman, kunstkenner en lid van de museumcommissie het gehele aankoopbudget voor het jaar 1958 in het vooruitzicht. Bij een fles Chablis - maar het kan ook een Sauternes zijn geweest, daar wil Piet Sanders vanaf zijn - werd de transactie beklonken. Pas bij het afscheid informeerde Appel, wiens ster toen al tot internationale hoogte was geklommen, naar de som geld die Sanders ter beschikking had. Zesduizend gulden, was het antwoord. Een schijntje, ook toen. Deze anekdote ontbreekt in de, schitterend uitgevoerde, catalogus. Het boek geeft een compleet en uitgebreid overzicht van de Schiedamse CoBrA-collectie, met een overstelpende hoeveelheid aan biografische en kunsthistorische gegevens over de tentoongestelde werken in de context van hun ontstaan. Dit deel omvat ruim 240 pagina's met, beknopte, vlot leesbare en vooral informatieve teksten die deze dubbeldikke uitgave tot een standaardwerk maken voor zover het het Schiedamse bezit betreft, dat vooral vroege werken omvat. Anders ligt het met het historische overzicht dat de catalogus besluit. De titel van dit deel is veelzeggend: 'CoBrA en Schiedam: De kunsthistorische trots van een stad zonder museale ambities'. Daarmee is de toon gezet voor wat dit gedeelte betreft, maar staan de schrijvers eigenlijk meteen op het verkeerde been. Want zo'n titel wijst al in bepaalde richting. En de samenstellers volgen gehoorzaam dit hen gewezen pad waar zij de veronderstelling opperen; 'Nadat Daan Schwagermann de Amsterdamse ateliervoorraad van Karei Appel in Schiedam in depot had genomen, neemt zijn opvolger Pierre Janssen het initiatief om daaruit een aankoop van 26 werken op papier te doen'. Het museum bezat al twee schilderijen van de jonge ster-schilder, en dankzij Janssens zorgvuldige optreden ondersteunt de museum commissie (na enige discussie) enthousiast deze grote aankoop'. Uitsluitend vanuit de bronnen werkend die het museum over CoBrA ter beschikking heeft, valt het gemakkelijk om voorbij te gaan aan eventuele museale aspiraties elders. Ook de conclusie van de schrijvers dat Daan Schwagermann's streven om het Stedelijk Museum om te vormen tot een museum voor moderne kunst, wel op ondersteuning mocht rekenen maar niet met een daarbij passend budget werd beloond, ligt dan voor de hand. Maar de loop der dingen van toen laat zich niet verklaren vanuit een onvrede met een huidig gebrek aan museale ambities waarop de tentoonstelling 'CoBrA: De kleur van vrijheid' een even prachtig als treffend tegenargument wil zijn.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 154