171 Musis zou bestieren, had meer oog voor de didactische rol die het Stedelijk zijns inziens moest spelen, dan voor een verdere uitbouw van het bezit. Janssen verwierf (deels door aankopen, deels bruiklenen) verschillende werken van Appel, Lucebert, en Corneille, maar het werd al spoedig duidelijk dat zijn hart niet bij de kunstenaars maar bij het potentiële pubhek lag. Een Sandberg, die zich persoonlijk opwierp voor de Cobra-kunst, was Janssen niet. Passie voor de kunst had hij zeker, maar verder had hij weinig belangstelling voor het artistieke proces dat ten grondslag ligt aan de kunstproductie. Janssen had de irritante drang om alles wat kunst was, altijd maar te willen uitleggen, op een niveau dat gelijk stond aan de hurkzit. Nu ligt dat toevallig de Cobra-kunst wel goed. Daar zitten immers veel verwijzingen in naar de onbevangenheid die het tekenen van kinderen eigen is. Maar voordat het zo ver is, moet het museum dat zich een dergelijk Anton Roos kens (1906 - 1976), 1955, educatie! beleid permitteert, natuurlijk wel de geschikte kunst in huis hebben. Met andere woorden: Janssen was misschien beter op zijn plek geweest in een museum als Boijmans waar de geschiedenis van de kunst in een doorlopende lijn kan worden uitgelegd. Ook Janssens opvolger Hans Paalman die het Stedelijk liefst 28 jaar zou leiden (1962-1990) het de Cobra-collectie versloffen. Hij koos overwegend voor kunst die in de jaren zeventig actueel was (lees de koele abstracten). Schwagermanns opvolgers waren voor wat de Cobra-collectie dus slechte erfgenamen. Weinig geïnteresseerd als ze waren in de meest revolutionaire kunstbeweging die Nederland na de Tweede Wereldoorlog heeft gekend, voelden ze zich ook niet betrokken bij wat deze schilders na het Cobra-experiment deden. Constant bijvoorbeeld, die met zijn New Babyion- project afscheid nam van zijn Cobra-jaren en op een geheel andere wijze (meer sociaal betrokken) ging werken, ontwikkelde zich tot een van onze meest interessante schilders.Voor Brands geldt hetzelfde, een schilder die tot op hoge leeftijd (hij stierf vorig jaar) fascinerend werk bleef maken. Niets van dat alles was onder Janssen noch onder Paalman te zien. Ze vonden waarschijnlijk een geldig excuus in het gegeven dat ze nu eenmaal over onvoldoende financiële middelen beschikten om de collectie op peil te houden, middelen die ongetwijfeld op gingen aan het expositiebudget. Maar als hen iets mag worden verweten, dan is het hun zorgeloze houding ten aanzien van het beheren van de museale verzamelingen. Ze negeerden de eerste eis die je aan een museaal beleid mag stellen, namelijk dat het eigen bezit adequaat wordt geconserveerd. Zeker onder het directoraat van Janssen hep de materiële kwaliteit van het werk sterk achteruit. Dat leidde er pas in de jaren '90 toe, dat een conserveringsproject op de rails werd gezet. Eigenlijk is het een wonder, dat er tegenwoordig nog zo veel mooi werk in olieverf op linnen, 95,5 x 105,0 cm het museum te zien is, een feit waar deze tentoonstelling het bewijs van geeft. Tegehjk kun je vragen zetten bij de wens van het Stedelijk om hiermee hét Cobra-museum in Nederland te worden. Wil de verzameling echt een representatief overzicht van de Cobra-kunst bieden, dan zal er nog veel werk moeten worden verworven. Daar horen ook tentoonstellingen bij van schilders die sinds lang in Schiedam genegeerd zijn. En bovendien, Nederland heeft in Amstelveen al een Cobra museum waar bovendien nog eens de relatie met de latere stromingen wordt getoond. Het Amstelveense museum heeft sinds zijn oprichting halverwege de jaren '90 bewezen dat het de Cobra-kunst zeer is toegenegen. Het verlies van de collectie van Karei van Stuijvenberg die vorig jaar zijn bruiklenen terugtrok, wordt momenteel met reuzensprongen ingehaald, terwijl de expositiemachine onverminderd door draait. Je zou haast denken: zouden Schiedam en Amstelveen niet kunnen samenwerken, zodat Cobra zowel aan de Amstel als aan de Schie wordt gekoesterd? Dit gezichtspunt komt nog nergens aan de orde. Het is begrijpelijk dat dit ook met wordt gesteld tijdens deze tentoonstelling die zich op een nationaal en liefst internationaal publiek wil richten. Maar dat erover zal moeten worden nagedacht is evident. Schiedam bezit een collectie Cobrawerken uit een nauw omschreven periode. Wil het die ten volle benutten dan zal deze in de toekomst in een breder kader moeten worden geplaatst. Samenwerken zal dan ooit aan de orde moeten worden gesteld. De expositie 'Cobra de kleur van vrijheid' is tot en met 28 september te zien in het Stedelijk Museum van Schiedam, Hoogstraat 112, geopend dinsdag tot en met zaterdag van 11.00-17.00 uur, zon- en feestdagen 12.30-17.00 uur. Bij de expositie verschijnen diverse publicaties, waaronder de catalogus, 45 euro. Info ook op internet (www.stedelijkmuseum.schiedam.nl).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 171