De schreeuw van het Oerbeest Kor Kegel Musis 172 Karei Appel (1921), Oerbeest, 1951, olieverf op linnen, 90,5 x 114,3 cm - Karei Appel Foundation, 2003 c/o Beeldrecht, Amsterdam Het zal onder juffrouw Nortier zijn geweest, want zij stopte veel cultuur in de les.Vijfde klas, 1966.Voor het eerst gingen we naar het Stedelijk Museum, dat grote witte gebouw bovenaan de Appelmarkt. Het was vooral een leuk uitje, weer eens wat anders dan naar het Sportfondsenbad of de zand vlakte, allebei op loopafstand van de Dokter De Visserschool in de Westfrankelandsestraat. Het museum! Het zei ons niks. In de aula werden we losgelaten. Ik liep een zaal in - en stond meteen aan de grond genageld. Ik zag het Oerbeest. Probeer je voor te stellen wat dat met een kinderziel doet. Elf jaar. Thuis las ik strips. Bij tante Riet en oom Freek hing een zigeunermeisje aan de muur. En op de schilderijen bij opa en oma Kegel en opa en oma Noordam zag je schapen op de hei en koeien in de wei. Dat was mijn referentiekader, qua kunst. En dan geconfronteerd worden met het Oerbeest! In de grote-mensenwereld was van alles aan de gang. Een nieuwe politieke beweging. Studentenprotesten. Kraakacties. Ik was te jong om Provo of Kabouter te zijn, maar hét Oerbeest blies meteen het besef in dat alles anders kon. Het schreeuwde me vrijheid toe. Weg met conventies, weg met regeltjes. Achteraf denk ik dat mijn puberteit in mentaal opzicht in het Stedelijk Museum Schiedam begonnen is. Het Oerbeest symboliseerde het spontane levensgevoel, essentieel 'voor de mens van heden die in een morbide sfeer van onechtheid, leugen en onvruchtbaarheid moet leven' (Constant, 1948). Die tekst las ik voor het eerst in 1973. Ik was, 18 jaar, bij de Schiedamsche Courant gaan werken en liep sindsdien het museum plat. Wat het Oerbeest me als lagere scholier had toegeschreeuwd, kreeg gaandeweg een theoretische onderbouwing. Ik las van Eugène Brands dat de Cobra-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 172