Ban JH0ÈÏ 1 Hans y N Hans van der Sloot De catalogus bij de tentoonstelling CoBra, de kleur van vrijheid, verhaalt vrolijk hoe museumdirecteur Hans Paalman (1963-1992) in de jaren zeventig vijf schilderijen van AsgerJorn (1914- 1973) naar Nederland smokkelde in de hoop deze aan de CoBra-collectie in het Stedelijk Museum te kunnen toevoegen. Tevergeefs. De douane liet zich nog wel beetnemen met een valse signatuur die in onschuldige gouacheverf de originele handtekening bedekte. De weduwe van Jorn wist echter beter en haalde de schilderijen weer uit het Stedelijk Museum weg om ze voor grof geld bij Sotheby's in Londen van de hand te doen. Over het directeurschap van Hans Paalman is de catalogus echter verder kort. Enkele regels vol staan. Ook de website van het Stedelijk Museum is summier: 'Paalman gaf regionale kunstenaars een plaats in het expositiebeleid door van 1963 tot 1975 tweejaarlijks een 'Salon van de Maassteden' te organiseren voor kunstenaars uit 'Groot Rotterdam', vanaf 1976 gevolgd door 'Schiedamse ateliers'. Van een website mogen natuurlijk geen wonderen van uitgebreide informatie worden verwacht. Maar het museum bewijst zichzelf een slechte en bovendien kwalijke dienst door die achtentwintig jaar Paalman af te doen door diens betekenis voor het museum en daarmee voor Schiedam tot het lokale perspectief te beperken. 'Éi rjl®^ 1 A g 1 Musis 226 Omslag catalogus 'Veertig jaar verzamelen in het Stedelijk Museum Schiedam' Waar de naam van Hans Paalman valt, blijken de meningen nog altijd verdeeld te zijn. Met de politiek kon de museumdirecteur het in verloop van tijd steeds slechter vinden. Ex-wethouder Aad Wiegman, die in 1969 zelf nog als kunstenaar had deelgenomen aan de Salon van de Maassteden en de perikelen rond het museum als lid van de gemeenteraad en het college gedurende meer dan twintig jaar heeft gevolgd, oppert dat Paalman misschien te lang in Schiedam werkzaam is geweest; Tien jaar noemt hij een redelijk aantal jaren. Wie langer blijft put z'n creativiteit uit en loopt het gevaar vast te lopen in routine en uitdijende controverses. Paalman overkwam dit. Overbrugbare verschillen van inzicht met wethouder Truus de Graaf, kregen een politiek accent onder Herman Posthoorn en groeide uit tot openlijke conflicten met diens opvolgers Zijdeveld en Hafkamp. Galeriehouder Cees van der Geer karakteriseert Paalman als een beminnelijk mens, dat niet goed in staat was om de stormen het hoofd te bieden; Hij had een keer flink met z'n portefeuille moeten zwaaien. Ex-gemeentearchivaris en gedurende meer dan twintig jaar secretaris van de museum commissie Guus van der Feijst stelt het scherper; Aanvallen waren regelmatig persoonlijk tegen Hans Paalman gericht. Paalman was zeker geen diplomaat. Neem bijvoorbeeld de tekst van de catalogus 'Veertig jaar verzamelen'. Daarin legt hij zelf de nadruk op de Salons als Groot-Rotterdams evenement en de betekenis van het museum voor lokale kunstenaars: politieke argumenten, bedoeld om de kritiek te ontzenuwen als zou het museum zich teveel richten op systematische kunst, het abstract-expressionisme, de figuratie en de fundamentele schilderkunst. Paalman: 'Posthoorn zat elke vergadering te mekkeren dat er méér gedaan moest worden voor plaatselijke kunstenaars. Officieel had hij afstand genomen van de actie van Hans Bakker en Hans Konings die in 1979 de collectie wilden verkopen om met de opbrengst een soort clubhuis te stichten. Maar in z'n hart voelde hij wel voor dat idee, geloof ik. In elk geval vond hij dat het museum zich minder met nationale en internationale ontwikkelingen moest bezig houden en méér met de kunst vlakbij'. In zekere zin heeft Paalman het dus aan zichzelf te danken dat hij er in de geschiedschrijving zo bekaaid afkomt. Dan deed Pierre Janssen het beter. Want deze heeft zichzelf toch de naam bezorgd het museum naar het publiek te hebben gebracht terwijl juist onder het beleid van diens voorganger Daan Schwagermann de gemeenteraad in 1954 de definitieve keuze maakte voor het verzamelen en exposeren van hedendaagse kunst. Een dergelijk progressief besluit was uniek voor een middelgrote gemeente, waar gevestigde musea in grotere steden, nog nauwelijks belangstelling toonden voor actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst. En laat nu niemand zeggen dat het museum daarmee niet zowel de eigen burgerij als bezoekers van buiten wist te trekken. Enthousiast wist hij samen met VIA en de pas opgerichte Vereniging Vrienden het museum te profileren als een instelling die voor iedereen open stond. Daan Schwagermann had slechts een aanstelling voor halve dagen, maar was zeven dagen per week de gehele dag met zijn museum in de weer, terwijl zijn vrouw, als naaister voor de Schiedamse sjiek, mede het werk van haar man hielp bekostigen. Het was in die dagen dat succesvolle tentoonstellingen van het Amsterdams Stedelijk Museum soms m :ff m i H aü

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 226