culturele revolutie Musis 228 musicus Bob van der Wel in de jaren zestig en zeventig Bach- concerten van hoog niveau in de aula van het museum. Van der Wel wist ook jonge musici die ijverden voor authentieke uitvoeringen van oude muziek, waaronder Frans Brüggen, Anner Bijlsma en Nicolaus d'Harnoncourt te interesseren voor de aulaconcerten evenals het door Leonard Bernstein zozeer bewonderde Syntagma Musicum onder leiding van Kees Otten. Aardige tussendoortjes waren optredens van danser en acteur Ton Lutgerink, de nog jonge Robert Holl die toen al werkte aan de interpretatie van Schuberts Winterreise, die hem later de hoogste Oostenrijkse muziekonderscheiding zou bezorgen en Nederlands Hoop in Bange Dagen. Ondertussen lietVan Kinderen een restauratieplan ontwikkelen voor de linkervleugel van het museumgebouw, de aula en - en passant het Hess-orgel dat door kenners om goede redenen wordt beschouwd als het mooiste en best bewaarde kerkorgel van deze achttiende-eeuwse Goudse orgelbouwer. Veel woorden maakte Van Kinderen er niet aan vuil. Hans Paalman herinnert zich nog goed hoe de even voortvarende als regenteske wethouder hem in zijn privékantoor belastte met de in 1966 voltooide restauratie. Dit gebeurde in Van Kinderens privékantoor aan deTuinlaan. Van Kinderen beschouwde het wethouderschap als een baan voor halve dagen. 'Nieuwland' deed hij er gewoon bij. De belangrijkste boodschap die hij aan Paalman gaf was de waarschuwing om hem alleen te bellen, indien dit strikt noodzakelijk was en hem niet lastig te vallen met elke wissewas zoals Paalmans voorganger placht te doen. Van Kinderens geringe belangstelling voor de details in besluitvorming en uitvoering versterkte de publieke opvatting dat hij geen interesse zou hebben voor de cultuur. Schiedamse Gemeenschapdirecteur Peter van den Boom grapte hierover dat Van Kinderen voor Paalmans kandidatuur gevallen was, omdat Paalman zo precies de prijzen wist van de aan hem toevertrouwde kunstwerken. De werkelijkheid was anders. Paalman converseerde met Van Kinderen over de kunstzinnige waarde van de collectie van het Stedelijk Museum op dat moment en in de toekomst.Van prijzen had hij geen verstand. Onder de activiteiten waarmee het museum vanaf 1963 de banden met het pubhek verstevigde horen ook de kunstklassen en de opbouw van de educatieve dienst.Voor de kunstklassen werden artiesten van naam gevraagd. De educatieve dienst werd van meet af aan professioneel opgezet door de kunsthistorica Mien van Maanen en Jan de Grauw. De Grauw was voorzitter van de sectie cultuureducatie van de Nederlandse Museumvereniging, docent en uitvoerend kunstenaar. Dat schoot op. Paalman geeft ook nu nog ruiterlijk toe weinig inzicht te hebben gehad in De Grauws werk, maar gaf hem alle vrijheid. Ook toen deze heel experimenteel - een action-painting organiseerde voor de bemanning van een Zweedse tanker. Deze amuseerde zich kostelijk met het kliederen met verf, het bier en de clandestien meegekomen dames. Het experiment kreeg geen vervolg. Wel de talrijke uitnodigingen voor lezingen en cursussen binnen en buiten het museum, variërend van voordrachten voor het Gereformeerde Jongerenwerk in Rotterdam tot communicatietrainingen op de Sociale Academie.. Geld was er nooit. Niet voor de educatieve dienst die het moest doen met een jaarbudget van zesduizend gulden, niet voor tentoonstellingen en niet voor verdere plannen. Dus ook niet voor het idee om het museum te verbinden met het achttiende-eeuwse deel van het voormalige Weeshuis der Hervormden aan de Lange Achterweg, dat Paalman laat in de jaren zestig lanceerde. Paalman herinnert zich nog de opzet van dit plan met glazen corridors tussen de historische afdeling en het museum voor moderne kunst. In de ruimte tussen beide gebouwen zou ook een museumwinkel worden gesitueerd en een koffiekamer die Paalman onontbeerlijk achtte. Ongelukkigerwijs verwees hij daarvoor in de krant naar vergelijkbare voorzieningen in het Amsterdams Historisch Museum en het British Museum in Londen. Dit kwam hem op heftige kritiek te staan. Schiedam was immers Londen niet. Wat dacht het museum te bereiken met een eigen winkel of het schenken van koffie waarvoor bezoekers toch ook terecht konden in de plaatselijke horeca? Inmiddels zijn de bakens verzet. De gemeenteraad schrikt er niet langer voor terug om een delegatie uit haar midden af te vaardingen om voor de grootse, voorgenomen uitbreidingen van het stadscentrum wat ideeën op te doen op een voor de hand liggende plaats als La Defense in Parijs. Een variant op Paalmans museumplan werd verder ontwikkeld onder supervisie van architect Jaap Bakema. Deze betitelde het St. Jacobs Gasthuis als een 'wonderschoon' bouwwerk. Voor het probleem van de aula die het gebouw in twee delen splitst, bedacht het team, waarin twee jonge architecten met Bakema samen werkten, een simpele oplossing. Onder een glazen overkapping van het voorplein projecteerden zij een nieuwe toegang tot de benedenverdieping. Daar zouden zich ook de museumwinkel, informatiebalie en koffieshop bevinden. Auke de Vries, Zonder titel, collectie Stedelijk Museum Schiedam

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2003 | | pagina 228