Het infarct van t
mmiÊHsi&üi
Musis 234
Voorlichting er eigenlijk te zoeken? Weg met zulke vage
nevenactiviteiten die kostbare ruimte bezet houden, winkels
moeten er komen. 'Maar dan wel winkels van wat hoger
niveau. Het is heel eenvoudig: je krijgt het publiek dat bij je
past. Met winkels van meer niveau haal je een ander publiek
binnen. Mensen die je hier nu niet ziet.'
Daar valt theoretisch weinig op aan te merken. Maar hoe reëel
is zo'n scenario in een niet bijster welvarende stad waar de ene
middenstander na de andere er de brui aan geeft, waar zelfs
Jan des Bouvrie het zieltogende winkelbestand geen nieuw
leven wist in te blazen?
Er verschijnt een pijnlijk trekje op Hoflands gelaat.
'Des Bouvrie kreeg meer privileges dan wij ooit gehad
hebben. Als wij iets wilden, duurde het altijd heel lang. Deze
man werd binnengehaald als het ei van Columbus. Gebleken is,
dat hij dat niet was. Een gezond winkelapparaat heeft tijd nodig
om te groeien. Dat creëer je niet met één beroemde naam.
En je bereikt het al helemaal niet door je winkelbestand te
versnipperen of overal maar winkels te bouwen. Moet je zien
wat er in de Brandersbuurt gebeurt. Waarom moesten daar zo
nodig winkels worden gebouwd? Ze staan allemaal leeg.
Er zijn gewoon veel te veel winkels in het centrum.'
De pogingen van de gemeente Schiedam om op de Dam, in
de directe nabijheid van Des Bouvries weinig bezochte nering
in de Korenbeurs, een gebied met lifestylewinkels te scheppen,
beziet hij met scepsis. Natuurlijk hoopt hij dat het lukt, dat die
dame uit Brabant die is aangesteld om gegadigden te
acquireren enthousiaste ondernemers vindt om de lege panden
te vullen. Maar waarom die inspanningen beperken tot de
Dam? Waarom niet een soortgelijke subsidieregeling voor
ondernemers die zich aan de Hoogstraat willen vestigen?
'Want daar moetje beginnen. In het hart van de stad. Dat is
ziek. Begin vooraan de Hoogstraat, bij de Koemarkt, en werk
langzaam naar achteren. Stuur geen brieven, maar praat met
iedere individuele ondernemer afzonderlijk. Zie ze zover te
krijgen dat ze hun pand opknappen, desnoods met subsidie.
Zorg dat daar winkels zitten waarvoor de mensen bereid zijn
naar de stad te komen. En zorg voor een goede routing. Een
logische looprichting van de ene soort winkels naar de andere.'
Maar als mensen toch voor hun boodschappen naar een stad
moeten, waarom zouden ze dan de Schiedamse binnenstad
verkiezen boven de veel beter gesorteerde en gemakkelijk per
tram en metro bereikbare Rotterdamse koopparadijzen?
Hofland vindt het geen argument. 'Ik weet ook wel dat we
een ongunstige positie hebben door de nabijheid van
Vlaardingen en Rotterdam. Maar als je zo denkt, als je je daar
zonder meer bij neerlegt, gebeurt er nooit meer iets. Als je wat
van je stad wilt maken, moetje toch iets ondernemen?'
Dus: aanpakken die Hoogstraat. Een van de eerste dingen waar
de binnenstad behoefte aan heeft, is een vershof. 'Ik bedoel
winkels die voorzien in de eerste dagelijkse behoeften.
Die zijn nu over het hele centrum verspreid. Zet ze bij elkaar
in één straat. Een slager, een goeie groentezaak, een viswinkel,
een bakker, 'een bloemenzaak. Op zo'n aanbod komen klanten
af, gegarandeerd.'
De tegenwerping dat consumenten liever lui zijn dan moe en
bij voorkeur al hun boodschappen in één keer in de
supermarkt kopen omdat ze dan niet met volle tassen van de
ene zaak naar de andere hoeven te sjokken en gedwee overal
op hun beurt moeten wachten, had Hofland al zien
aankomen. Hij gokt op een herwaardering van de kleine
zelfstandige. 'De consument denkt ten onrechte dat de
supermarkt veel goedkoper is dan de zelfstandige ondernemer.
Dat is alleen maar een imago. Bewezen is dat wij even duur
zijn, soms zelfs goedkoper. En we hebben sowieso meer
vakkennis en bieden ook meer service. Wat de consument
Leegstaande winkels en prullenbak op de Hoogstraat Schiedam.
Het fietsenrek behoort toe aan een horeca-onderneming aan de
overzijde van de straat. FotoJan van der Ploeg)
moet doen, is onthaasten. Hij moet wat meer tijd nemen voor
zijn boodschappen. Anders is hij zelf verantwoordelijk voor de
situatie dat er straks geen kleine zelfstandigen meer zijn.
Die wil hij heus niet missen. Dan jammert hij straks: waren ze
er nog maar. Hetzelfde geldt voor de gemeente. Die moet er
eindelijk eens van doordrongen raken dat de middenstand de
ziel is van een stad.'
Op zondag 8 juni, een paar dagen na het gesprek met Henk
Hofland, maak ik tussen half negen en half elf 's morgens een
wandeling door de (nagenoeg verlaten) binnenstad van Schiedam.
Doel: met eigen ogen vaststellen wat er waar is van zijn bewering dat
het slecht gaat met de middenstand.
Al na de eerste vijf minuten weet ik: Hofland overdrijft niet, zijn
verhaal is eerder een grof understatement. Hij heeft, misschien om zijn
stad niet al te zwart af te schilderende zaken veel gunstiger
voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn.
Als Vlaarditiger verbaas ik mij in mijn woonplaats al jaren over de
aanhoudende leegstand op de Hoogstraat en over de onmacht van
ambtenaren en ondernemers om daar iets aan te doen. Kennelijk is de
klap die het Nieuwe Liesveld de plaatselijke ondernemers heeft
toegebracht onherstelbaar, of is het trauma van de Vernieuwing ook na
tien jaar nog niet veriverkt. Maar Schiedam is erger. Veel erger. Wie in
Schiedam een succes weet te maken van zijn winkel, of alleen maar
het middenstandshoofd boven water weet te houden, verdient alle
respect.
Al op het beginpunt van mijn excursie de Dam valt mijn mond
open van verbazing. De Oud Katholieke Kerk, waaruit monter
gezang weerklinkt, lijkt hier als enige reden tot jubelen te hebben.
Deprimerend, dat is een vriendelijk woord om de neergang te
beschrijven. De straat biedt een ontluisterende aanblik. De ene lege
etalage na de andere. In dit betrekkelijk korte straatje tel ik zeven
winkelpanden die te koop of te huur worden aangeboden en twee
voormalige middenstandspanden die leeg staan zonder nadere
verklaring. De winkels die nog wel open zijn vertonen geen enkele