iiiii
lliilllllil
m mdm
m
'tl' ÉË0A:,
WAmsm
«ÊÉÈÈÊk
245 Musis
geschiedenis van de Grote Kerk behandeld, alsmede die van de
grafkapel van Liduina. Daarbij wordt nog nagegaan of het
bontzandstenen sarcofaagdeksel gepast kan hebben op het
gemetselde graf van Liduina. Verder wordt ook de
veronderstelling uitgewerkt dat een op dit moment verticaal in
een nis in de Grote Kerk ingemetselde zeventiende-eeuwse
grafzerk ooit de altaarsteen van het altaar in de grafkapel van
Liduina kan zijn geweest. Maar dat is een aanname, zegt
Heinsbroek terecht. Met geen ander argument dan dat het een
aardig idee is.
Dan komt de auteur uiteindelijk aan de niet te vermijden
hamvraag: hoe komt nu toch een twaalfde-eeuwse
bontzandstenen zerk op het graf van Liduina terecht?
Daarvoor citeert Heinsbroek een artikel uit de Nieuwe
Schiedamse Courant van 28 februari 1948 waarin A. van Dijk,
een pater, beweert dat de steen afkomstig is uit Delft. Hij zou
stammen van het graf van de broer van de grootvader van
Liduina. De broer, Willem, was priester gewijd in Delft.
De vrijdag voordat hij zijn eerste mis zou doen, werd hij 'aan
stukken gehouwen', toen hij een ruzie tussen vrienden van
zijn ouders wilde sussen. Willem werd begraven aan de
noordkant van de toren van de Oude Kerk in Delft bij het
altaar van de heilige Laurentius onder een rode zerk, zo zegt
Van Dijk. Volgens het verhaal zendt Liduina haar biechtvader
nog tijdens haar leven naar Delft om een geschikte steen te
kopen voor het graf van haar nicht Petronilla, die in 1426
overleden was. Biechtvader Jan gaat naar Delft en koopt daar
van de kerkmeesters de rode zerk, die zo'n vijftig jaar eerder
van een diepte van ongeveer twee voet onder het plaveisel van
het graf van de eerdergenoemde Willem was opgegraven.
Waarom dat gebeurde wordt niet duidelijk, maar biechtvader
Jan laadt de steen in een bootje en brengt hem zonder de
minste moeite naar Schiedam, waar hij de steen op het
kerkhof boven het graf van Petronilla plaats. En ook dat
zonder enige moeite. Kort daarna overleed Liduina. Haar graf
blijkt een dusdanige publiekstrekker dat het kerkbestuur in
1434 besluit er een kapel rond te bouwen, die van de locatie
van het graf wordt aangebouwd aan de Grote Kerk. Die kapel
is rond 1436 voltooid. Vanwege de bouw van de zuidbeuk
tegen het einde van de vijftiende
eeuw wordt de grafkapel van
Liduina verwijderd. Ze krijgt dan
in de Grote Kerk een andere
kapel, die tijdens de Reformatie in
1572 vernield wordt.
De beschrijving van de locatie van
het graf van Willem, waarop de
later op Liduina's graf terecht
gekomen rode zerk heeft gelegen,
klopt met de bouwgeschiedenis
van de Grote Kerk in Delft. Die
was tot de eerste helft van de
veertiende eeuw torenloos, waarna
in één bouwfase de toren werd
gebouwd. Maar de veronder
stelling van Heinsbroek, dat
diezelfde grafsteen vanwege het
feit dat de torenloze kerk in Delft
dateert uit de twaalfde eeuw ook
uit die tijd zou kunnen stammen,
gaat wel heel ver.
In de laatste acht pagina's van het
verhaal worden de in de Sint
Plaquette van een onbekende maker, aanwezig in de pastorie van de
Sint Liduina Basiliek. (Foto: Roger Pluijm
Pancratiuskerk in Oostblokker voorkomende rode zandstenen
sarcofaagdeksels besproken. Misschien om de suggestie te
versterken, dat wellicht de zerk van Liduina ook uit het Friese
gebied afkomstig zou kunnen zijn. Of om middels een aantal
op de zerken voorkomende en min of meer vergelijkbare
decoraties in de zandsteen de datering van de rode zerk op
Liduina's graf meer te schragen. Die eerste suggestie wordt in
het notenapparaat al ontkracht: veel aannemelijker is, dat de
vele zerken in het Friese gebied daar terecht zijn gekomen
door toedoen van de Hollandse graven. Gewoonweg omdat er
in het Friesland van toen geen aanwijzingen zijn gevonden
voor het bestaan van edelen die voor zichzelf een dergelijk
kostbaar grafmonument zouden kunnen hebben opgericht.
Voor de tweede suggestie ontbreekt eenvoudigweg historisch
onderzoek: een goed overzichtswerk van aantal, verspreiding,
herkomst en decoraties van rode zandstenen sarcofagen en
sarcofaagdeksels in Nederland moet nog geschreven worden.
Er gebeuren vreemde dingen als gewone stervelingen zalig of
heilig worden verklaard. Hun leven wordt gedicht; grenzen
tussen wat feit en wat fictie is vervagen. Uiteindelijk rest alleen
nog de vraag, of het wel de moeite waard is, de hele waarheid
te achterhalen en daarmee van een heilige weer een gewone
sterveling te maken. Een persoon in de geschiedenis - niet
meer dan dat. De levensbeschrijving door Brugman, die werd
vervaardigd in opdracht van de kerkmeesters van de Grote
Kerk ten behoeve van de fondsenwerving voor de verdere
verfraaiing en uitbreiding daarvan, biedt weliswaar
aanknopingspunten - er moet toch iets zijn dat klopt - maar
moet voor de rest met een grote korrel zout genomen
worden. In feite dient het verhaal alleen maar het alleenrecht
op de levensgeschiedenis van een persoon, zoals de kerk zich
dat in de Middeleeuwen wel vaker toeeigende. Al was het
maar om te voorkomen dat het volk overging tot een al te
bonte mythevorming, of zelf pogingen ging doen de zaak te
gelde te maken. In ieder geval heeft het de kerkmeesters geen
windeieren gelegd: er kwamen drommen mensen op Liduina
af. En dat heeft zeker inkomsten gegenereerd, in welke vorm
dan ook. Een lokale heilige was een lucratieve zaak. En wat
dat betreft was er in de buurt voldoende concurrentie. Wat te
denken bijvoorbeeld van de zalige
Geertrude van Delft of Gertrude van
Oosten (gest. 1358)? Nadat bekend was
geworden dat ze de stigmata kreeg was
het gedaan met de rust in Delft: het was
de hele dag bezoekuur.
Dat geldt vandaag de dag niet minder:
in Liduina's zeshonderdste sterfjaar
gebeurt wel het één en ander rond haar
persoon. Het werkje van Heinsbroek is
daarvan maar één voorbeeld. Van slappe
vooromslag (met een plasticje ervoor)
tot dito achterkaft telt het 45 ingelijmde
pagina's op A4-formaat. Omdat direct is
begonnen met de nummering, begint
de eigenlijke inleiding pas op pagina
tien. Op pagina 29 staat de samen
vatting. Daartussen bevinden zich dus
twintig pagina's 'Liduina-plezier', met
verstrooid nog een pagina of zes met
afbeeldingen en foto's, die niet altijd van
even goede kwaliteit zijn. De prijs mag
voor deze uitgave dan het grootste
wonder heten: zeven en een halve euro.
"'7