Het was jaren voor de val van de Muur.
Vastgoedtycoon George Toth had een
zakenrelatie uit Hongarije op bezoek. Na
een dag vol overleg en besprekingen
wandelden ze tegen vijven de Schiedamse
binnenstad in om ergens een hapje te
gaan eten. Het liep tegen Kerstmis en de
duisternis was al gevallen. Ergens in het
schemerdonker ontwaarde de Hongaar een
rode gloed. Achter verlichte ramen
bewogen schimmen en klonk muziek en
stemmenrumoer. Wat is dat voor
gelegenheidvroeg de vreemdeling
nieuwsgierig. 'O, een café. Heet 't
Sterretje,' antwoordde Toth achteloos, er
aan toevoegend dat iemand met het oog
op de feestdagen de ingang voor de
aardigheid had versierd met een rode ster.
'Daar gaan we iets drinken,' grijnsde de
Hongaar. 'Daar zal ik me zeker thuis
voelen.
Musis 266
De
tapkast staan te drinken voorgoed tot het verleden. Tussen de
middag ontvangt hij vooral zakenlieden voor een lunch,
's avonds hoofdzakelijk eters, met name in de gedaante van
jongeren met de iets betere baan, tweeverdieners en oudere
echtparen van wie de kinderen het huis uit zijn.Voor de
maaltijd kunnen ze terecht in de gelagkamer of in De Stal, het
restaurant dat werd ingericht in de aangrenzende ruimte waar
in vroeger dagen de paarden die mensen en goederen tussen
Schiedam en Rotterdam vervoerden, waren ondergebracht.
Heeren (46) verklaart de veranderde klandizie vanuit het
verschijnsel dat doorgaans wordt aangeduid als de 'individuali
sering van de samenleving'.'Vroeger gingen collega's 's avonds
na het werk samen gezellig een borrel drinken. Dat is een
zeldzaamheid geworden. Bijna iedere werknemer gaat tegen
woordig meteen na gedane arbeid naar huis. Om tv te kijken,
te sporten, achter de pc te zitten. Iedereen zoekt zijn eigen
vermaak.'
Onder invloed van die ontwikkeling veranderde 't Sterretje
tegen het einde van de 20e eeuw van een ouderwetse
drinkgelegenheid in een eetcafé waar je onder de maaltijd
gezellig met een tafelgenoot kunt keuvelen en een goed glas
drinken. Die koerswijziging was al ingezet toen Heeren als
Volgens de placemats is het er sinds 1859 'gewoon gezellig'.
Cees Kloos kan dat in ieder geval vanaf 1964, de eerste keer
dat hij er voet zette, volmondig beamen. En daarvoor was het
er ongetwijfeld ook al aangenaam toeven, want wanneer hij als
kind langs de gevel liep op weg van het ouderlijk huis aan de
Rotterdamsedijk naar de Jozefschool in de Nassaulaan, hoorde
hij binnen altijd opgewekt stemmengedruis. Maar toen dorst
hij nog niet over de drempel te stappen. Thuis gold immers
het parool dat kinderen niet in cafés hoorden te komen.Vader
Kloos bezocht dat soort gelegenheden zeil ook niet. Ceesje
zag er trouwens alleen maar ouwe mannetjes naar binnen
stappen en dat was ook geen aanbeveling om er stiekem eens
een kijkje te nemen. Dan was de paardenslager om de hoek
toch spannender.
Aan te nemen valt dat de gezelligheid van 1859 niet precies
dezelfde was als die van een eeuw later. Iedere tijd heeft nu
eenmaal zijn eigen opvattingen over sociaal verkeer. Dat kan
je, valt op te maken uit de woorden van Peter Heeren, de
huidige eigenaar van 't Sterretje, heel goed merken aan het
soort bezoekers en aan hun consumptiepatroon. In de 21e
eeuw behoort het beeld van grote aantallen stamgasten die
tussen vijf en zeven uur 's avonds twee rijen dik voor de