269 Musis
In de veertig jaar die liggen tussen de biertjes van toen en de
etentjes van nu kwam Kloos natuurlijk ook wel in andere
zaken in Schiedam. Ieder mens heeft zo van die perioden dat
hij tijdelijk andere gewoonten aanneemt. Kloos frequenteerde
een tijdje De Ooievaar.'Daar ontmoette je na het werk een
paar bekenden, je dronk één, twee glazen, en dan ging je naar
huis.' In zijn jonge jaren kwam hij ook wel in Oud Holland
op de Hoogstraat en in de Bellefleur op de Appelmarkt.
Later keerde hij toch weer terug naar zijn oude stek op dat
kruispunt van de Rotterdamsedijk, de Koemarkt en de
Buitenhavenweg. Hij hervond er de vrienden van vroeger.
En niet alleen de vrienden. Alles was er nog bij het oude.
Want de eerste daad van iedere nieuwe uitbater van 't Sterretje
bestaat onveranderlijk uit de heiligverklaring van het interieur.
Bekijk je oude foto's van de gelagkamer, dan zijn de
verschillen met nu marginaal. Het meest valt nog op dat er
thans minder soorten jenever in de flessenkast staan, maar dat
is niet verwonderlijk gezien de teloorgang van het gedistilleerd
en de sterk teruggelopen consumptie van jonge en oude klare.
Des te aardiger is het daarom dat geen eigenaar ooit heeft
overwogen de jeneverpomp aan het uiteinde van de bar op te
doeken. De pomp en het bijbehorende maatglas dateren uit
een periode van vele tientallen jaren terug dat in het café
'losse'jenever werd verkocht die in kannen, flessen of
pannetjes mee naar huis kon worden genomen. Ook Peter
Heeren is niet van zins het ding ooit te verwijderen. Hij
koestert het als een kostbare relikwie. Onder het gesprek haalt
hij er liefkozend een hand overheen, alsof hij een hond aait.
Vroeger is hier een dierbaar bezit. Vroeger is hier geen
verleden tijd, maar een eindeloos gisteren dat ook vandaag en
morgen gewoon voortduurt. Had een eeuw terug de
kleurenfotografie bestaan, dan zou je op oude opnamen
kunnen zien dat de matgroene en fletse beige verf die nu op
de wanden en de tapkast zit, toen ook al het uiterlijk bepaalde.
Het zijn de originele kleuren en ze worden met zorg in stand
gehouden, uit vrees dat een ingreep desastreuze gevolgen zou
hebben voor de sfeer. Die angst lijkt niet helemaal ongegrond.
Een 'bruin' café in helderrode of frisblauwe tinten is
onbestaanbaar. Kleuren drukken een persoonlijke smaak uit en
niet iedere bezoeker houdt er dezelfde smaak op na. Daarom
zijn kleurloze cafés de gezelligste cafés. 'Dit is lekker kaal, om
de een of andere reden voel ik me daar prettig bij,' zegt Kloos.
Dat groen en dat beige kleuren trouwens wonderwel bij de
verschoten rolgordijnen en het bruine plafond met zijn door
sigarettenrook vergeelde posters met jazzartiesten. De op de
affiches aangekondigde optredens behoren niet tot de meest
recente en dat geeft de prettige zekerheid dat men hier al heel
lang van goede muziek houdt.
'Er verandert hier zelden of nooit iets,' heeft Kloos in de loop
der tijd vastgesteld. 'Ik herinner me dat de bar en de krukken
vroeger lager waren. En in de tijd van Jan Brussé werden de
tafels vervangen omdat er scheuren in zaten. Ook Brussé stelde
prijs op netheid. Maar verder? O ja, natuurlijk, de keuken is
verbouwd. Er is een tijd geweest datje de kok achter het
fornuis kon zien staan. Er zit nu een deur tussen de keuken en
de gelagkamer. Dat is zo'n beetje alles wat ik hier heb zien
veranderen.'
Kloos' voorliefde voor 't Sterretje wordt gedeeld door zijn
familie. 'De reden dat ik hier indertijd vaak op zaterdagavond
kwam, was dat ik de laatste bus naar Kethel had gemist, nadat
ik mijn vriendin - ze is nu mijn vrouw - naar huis had
gebracht. Dan nam ik hier nog een biertje en ging daarna naar
huis lopen.' Zijn moeder heeft onlangs haar 87e verjaardag in
het café gevierd met een etentje voor de hele familie. Cees
Kloos: 'Ze wilde niet op sjiek, maar gewoon gezellig. Vind dan
maar eens iets beters dan hier.' Om dezelfde reden heeft de
maatschap van huisartsen waarvan hij deel uitmaakt in
't Sterretje wel eens zijn nieuwjaarsreceptie gegeven.
In zijn studententijd stond Kloos, die college liep in
Rotterdam, wel eens in Oud Holland achter de bar.
Wel meer studenten verdienen wat bij in de horeca, maar bij
hem zat de liefde toch dieper. Dat bleek pas later, toen hij al
arts was.
Toen heeft hij in een opwelling het diploma gehaald dat hem
machtigt een café-restaurant te beginnen. Een dergelijke stap
ook uitvoeren heeft hij echter nooit serieus overwogen: 'Het
was meer van: als m'n eigen vak me niet meer bevalt, heb ik
een alternatief. Maar ik ga nog elke dag fluitend naar m'n
werk, dus dat eigen café zal er wel nooit komen.'
Toch droomt hij af en toe van een mooi historisch pand aan
de Lange Haven dat hij geheel naar eigen inzicht mag
inrichten tot een ontmoetingsplaats voor stadgenoten van zijn
eigen generatie. Een grand café in stemmig bruine kleuren
met als meest in het oog springende voorziening een grote
leestafel in het midden van de zaal met natuurlijk een houten
vloer. Koperen lampen erboven en stapeltjes dagbladen en
tijdschriften voor het grijpen.
'Je moet dan echt denken aan een zaak met leren fauteuils en
gedempt lamplicht. Een soort sociëteit waar mensen elkaar
treffen na een dag hard werken, de krant lezen, samen een glas
drinken en een praatje maken in een sfeer van rust en
ontspanning. Ik vind het jammer dat iets met een dergelijke
allure niet meer bestaat in deze stad. Het is wel begrijpelijk:
de tijd leent zich er niet voor. Zo'n zaak zou al snel gebrek
aan klandizie hebben, want de formule past misschien wel bij
mensen van mijn leeftijd maar niet bij de jongere generaties.
Die zoeken in een café het tegenovergestelde van rust.
Ze willen altijd maar druk doen. Ze worden voortdurend
gebeld op hun mobieltje of ze zijn bezig anderen te bellen.
Tijd voor een gesprek hebben ze niet. Ik ben blij datje in
't Sterretje de normale menselijke omgang nog wel vindt.
Dit is de dichtste benadering van mijn ideale café.'
'Dan heeft meneer Jansen het goed gedaan,' concludeert
Peter Heeren. Meneer Jansen? 'De oprichter van het café.
Daar hangt hij.' Gewezen wordt naar een fotoportret boven de
schouw: een bolhoed naar negentiende eeuws model, met
daaronder het hootd van een betrekkelijk jonge man met een
uitdagende blik. Hij heeft een beetje het gezicht van een
kroegbaas uit het Wilde Westen, zoals Morris ze tekent in de
avonturen van Lucky Luke.
In de kleine kring van toehoorders ontstaat even verwarring:
is dat meneer Jansen? En die andere foto van het oude café
dan? Daar staat toch ook een man op die Jansen heette?
Volgt een inspectieronde langs de foto's aan de wand. Ja, daar is
waarachtig nog een kastelein die Jansen werd genoemd.
Maar diens kleren dragen alle kenmerken van de twintigste
eeuw. 'Die kan het niet zijn, die foto is uit de jaren vijftig,' zegt
Heeren beslist. Nee..., deze Jansen is niet de oprichter, maar
wel de Jansen die aan de tap stond toen 't Sterretje, toen nog
gewoon Proeflokaal De Ster geheten, bij een groter publiek
populair werd.
Die twintigste eeuwse Jansen heeft een streng voorkomen.
Hij staat aan de tap als een veldheer die de gelederen
inspecteert kort voor de slag. Voor je geestesoog zie je de
drukte al ontstaan als rond half vijf de deur open zwaait en de
eerste luidruchtige arbeiders van Gusto en de glasfabriek
binnen stromen om de smaak van een zware werkdag weg te
spoelen met een pils of een jonge klare. Blauwe rookwolken
stijgen op, een zware alcoholdamp vult het lokaal.
Er wordt gelachen en geschreeuwd. Maar er wordt vooral veel
gedronken in die oude Ster.
Aan eten dachten ze niet. Zij aten thuis.