85 Musis weigerde dan ook een adres met een aan hem gedicteerde afwijzende reactie te beantwoorden.Voor Thorbecke was dit de reden om in 1853 af te treden. Ook de gematigde liberaal Van Hall maakte de herinvoering van de bisschoppelijke hiërarchie niet ongedaan, hoewel protestants Nederland tegen de katholieke kerk te hoop liep op een manier die uniek zou blijven in de geschiedenis. De herdenking van de Slag bij Waterloo (1813) in 1853 bood bijvoorbeeld de ideale aanleiding om tegen het oplevend papisme te ageren. 'Een knieval voor Rome', fulmineerden de predikanten, een ontkenning van 'de bloedstrijd onzer vad'ren' en een schanddaad voor het nageslacht als 'het Huis van Oranje Neêrlands doodvonnis ondertekende wanneer ze niet Rome in het aangezicht sloeg'.Van Hall reageerde lauwtjes met een nietszeggende Wet op de kerkgenootschappen, die de scheiding van kerk en staat nog eens bevestigde. De protesten tegen het herstel van de katholieke kerk ebden na verloop van tijd weer af. Maar het bleef onrustig in Nederland en met name aan het sociale front. Opstandjes kwamen met grote regelmaat in de steden en industriegebieden voor.Voor de ordehandhaving waren de commissarissen des konings en burgemeesters verantwoordelijk. En daarin ontstond een probleem doordat met de ambtsinstructie voor de commissarissen van 1850 en met de Gemeentewet van 1851 over het stelsel van oude regels en wetgeving een geheel nieuw patroon van verantwoordelijkheden werd gelegd.Veel bestuurders bleken bij de invoering van de nieuwe voorschriften niet of onvoldoende op de hoogte te zijn van de vernieuwingen en veranderingen. Een belangrijk probleem vormde hierbij de handhaving van de openbare orde en rust. Tegenwoordig berust de verantwoordelijkheid hiervoor bij het [gemeente?] bestuur en het politie-apparaat onder bevel van de directe korpsleiding, het korpsbeheer en uiteindelijk de minister van Binnenlandse zaken. In de negentiende eeuw lag dit nog anders. Het politieapparaat was onderontwikkeld en trad slechts daar op waar het direct strafbare handelingen betrof. Steden beschikten wel over een schutterij en in een aantal gevallen kwam deze ook in het geweer. Maar in het algemeen waar het grotere ongeregeldheden of stakingen betrof, werd het leger te hulp geroepen. En daar lieten de nieuwe regels een onduidelijkheid bestaan: Zowel de commissaris des konings als de burgemeester waren gerechtigd tot requisitie van militaire bijstand. Omdat de meeste ordeverstoringen zich binnen de gemeentegrenzen afspeelden, was het vooral de burgemeester die handelend optrad. De commissaris des konings speelde pas een actieve rol wanneer de ordeverstoringen zich in meerdere gemeenten tegelijkertijd voordeden. Tevens had hij het recht om te interveniëren wanneer bleek dat een burgemeester in gebreke bleef. Deze ordening van bevoegdheden was vrijwel dezelfde als van voor 1850. Niettemin zaaiden de nieuwe regelingen veel verwarring. Met name bij de commissarissen die er door de stelling van de instructie vanuit gingen dat zij het alleenrecht hadden op het inroepen van militaire hulp. In een aantal gevallen lieten zij de marechaussee optreden zonder daarvan de burgemeesters in kennis te stellen, met alle bestuurlijke gevolgen vandien. Eén van de meest opmerkelijke incidenten deed zich voor in 1854 in Schiedam. Op 7 september 1854 braken er ongeregeldheden uit die bekend zijn gebleven als 'de broodopstand'. Met brood of broodprijzen hadden de ongeregeldheden overigens niets uitstaande. De aanleiding kon eerder in de melkhandel worden gezocht aldus de Nieuwe Rotterdamsche Courant van zondag 10 september 1854. Hoewel deftig van huis uit, was de krant toch ook niet vies van een sappige roddel, zo valt tussen de welgekozen woorden door te lezen waar de redacteur meldt: 'Een melkboer J. van D. genaamd werd door zijne vrouw verdacht in eene verboden betrekking te staan tot de jongste der dienstboden, een meisje van omstreeks 14 jaaren. Op zekeren dag nu ruim vier weeken geleden meende de vrouw bijzondere redenen te hebben op haar echtvriend ontevreden te zijn vermits hij gevonden was in een afgezonderd gedeelte van hunnen woning met het meisje kaas te keren. De vrouw deed hare verwijtingen deswege zo luide dat het gemeen er kennis van kreeg. Al spoedig maakte de speculatiegeest hiervan gebruik en werd de vermeende misdaad van de melkboer in den vorm van straatliedjes aan het volk medegedeeld. Het gevolg hiervan was dat de melkboer desavonds door een groot getal straatjongens en niet minder (JfoEattSscIjt ELECTRO-MAGNETISCHE TELEGRAAF. bestemd Afgezonden door co meiden of vrouwen met gezang en geschreeuw werd te huis gebracht Een dag later vroeg burgemeester L. Knappert reeds om: 'eene gewapende macht en wel bepaaldelijk kan het zijn één detachement cavalerie, sterk dertig man onverwijld naar derwaarts te doen oprukken'. Knappert vreesde dat het niet bij de bakkers zou blijven en vreesde volgens zijn schrijven ook

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2004 | | pagina 85