Dansen op de dodenakker
De heren moesten wennen
aan de gedachte dat een
vrouw belangstelling toonde
voor een leidinggevende
functie op een begraafplaats
95 Musis
De parkeerplaats ligt er verlaten bij. De begraafplaats moet nog
tot leven komen. Op zo'n slaperige maandagmorgen is het
moeilijk voorstelbaar dat hier jaarlijks tachtigduizend,
negentigduizend bezoekers komen. En het worden er ieder jaar
meer. Niet omdat er vaker wordt gestorven, maar omdat de
dood minder afschrikwekkend is dan voorheen. Hij heeft
mildere gelaatstrekken gekregen, een beetje make up opgedaan.
Bij een moderne uitvaart speelt een jazzorkest aan de groeve.
Ook de doden gaan met hun tijd mee.
Begraafplaats en crematorium Beukenhof komt ruimte te kort
om plaats te bieden aan de nieuwe doodsrituelen. Er wordt aan
verbouwen gedacht. Aan revitalisering.
Er zijn niet veel mensen die hun brood in een voormalig
lijkenhuisje zouden willen verdienen, maar Magan Holierhoek
vindt dat het wel een zekere bekoring heeft. Aan de inrichting
van haar kantoor is trouwens niet af te zien dat ooit onbekende
doden, opgevist uit de Maas, ontzield van straat geraapt of
ergens in een krot gecrepeerd, hier uit nood stonden
opgebaard. De cv verspreidt een aangename warmte, aan de
muur hangen ingetogen gekleurde bloemschilderingen en het
senseoapparaat draagt met zijn zachte gezoem bij aan een
ongedwongen sfeer. Toch: het water voor de koffie moet uit het
hoofdgebouw worden gehaald, vijftig meter verderop. Wat er
op wijst dat dit directievertrek, hoe prettig ook ingericht, een
noodvoorziening is, tot stand
gekomen uit ruimtegebrek. De
huisvesting van de directeur
blijkt typerend voor de situatie
waarin Beukenhof in zijn geheel
verkeert. Te klein om optimaal te
kunnen functioneren.
Holierhoek werd vijfjaar
geleden benoemd op de hoogste
post van de BV Beukenhof, de
voormalige Algemene
Begraafplaats van de gemeente Schiedam, die was overgegaan
in handen van de Openbare Nutsbedrijven Schiedam. 'Wat
zoek je tussen die zwarte kraaien? Heb je niks beters te doen
in je leven?'vroegen kennissen geshockeerd.
De directeur, geamuseerd: 'Want de meesten vonden deze baan
niet bij mij passen. Mijn dochter zei bijvoorbeeld: O mijn God,
dit vertel ik niet aan mijn vrienden, ik schaam me dood! Bijna
iedereen associeert dit beroep met een sombere, stoffige wereld.
Terwijl het juist hartstikke levendig is. Mooi en kleurrijk ook.'
Kleurrijk - maar zelf draagt ze graag zwart. Bijna altijd,
eigenlijk. Ook nu: zwarte broek, zwarte coltrui met daarover als
contrast een ecrukleurig vest. Gedistingeerd. Zo'n donkere
ondertoon komt in dit vak natuurlijk goed van pas. Maar van
waar eigenlijk die voorkeur voor zwart? Een sombere inborst?
'Voor zover ik weet steekt er niks achter,' zegt ze opgeruimd.
'Gewoon een kwestie van smaak. Ik heb bij de nonnen op
school gezeten, misschien komt het daar vandaan. Daar droegen
we altijd zwart met iets fleurigs er overheen. Toen ik ging
solliciteren voor deze baan droeg ik een knalrood jasje op een
zwarte ondergrond. Dat had ik niet uitgekozen om het effect.
Ik voel me gewoon prettig in dergelijke combinaties.'
De heren achter de tafel moesten wel even wennen aan de ge
dachte dat een vrouw belangstelling toonde voor een leiding
gevende functie op een begraafplaats. Ze begreep die aarzeling
wel. Er was gerekend op heer in zwart en grijs, met hoed.
'Dit is uiteindelijk een mannenwereld, dat wil zeggen, dat is het
altijd geweest. De dood was in het verleden een taak die
automatisch de mannen op zich namen. Mannen huilen niet zo
snel.Verder had het vooral te maken met fysieke redenen, denk
ik. Mannen zijn sterker dan vrouwen. De kist moet worden
getimmerd, getild, er moet een graf worden gedolven. Allemaal
dingen waar spierkracht aan te pas komt. Of beter: kwam, want
tegenwoordig gaat veel werk automatisch. De arbeid is lichter
geworden. Vrouwen cremeren nu ook. Maak je een vergelijking
met een verpleegomgeving - waar ik lang heb gewerkt - dan
zie je het omgekeerde gebeuren. In dat typische vrouwen
domein verschijnen steeds meer mannen.'
Daarbij: Beukenhof kon best een vrouwelijke hand gebruiken,
vond Magan Holierhoek. Het was er veel te kil naar haar zin,
te onpersoonlijk.
'Toen ik hier kwam stond het vol met kunstbloemen. Als ik
ergens een hekel aan heb, dan is het wel aan kitsch, aan
namaak. Het was hier koud, het pand straalde geen enkele
warmte uit. Ik heb meteen overal verse bloemen laten
neerzetten, kaarsjes aangestoken, zodat je licht ziet als je
binnenkomt, leven. En voor mensen die het moeilijk hebben
staat een glaasje water klaar, een tissuetje. Op dagen dat het
regent delen we parapluutjes uit. Het zijn kleinigheden, maar
uit de waardering die mensen ervoor uitspreken, blijkt dat
zulke details toch belangrijk worden gevonden. We krijgen
overigens ook wel aanmerkingen. Over de ontvangstruimte
bijvoorbeeld. Die heb ik
ingericht met huiselijke meubels.
Heel ingetogen, het moet
natuurlijk niet gezellig worden.
Later hoor je dat sommige
bezoekers daar toch moeite mee
hebben. Die zeggen dan: ik heb
mijn servieskast op Beukenhof
zien staan. Nu moet ik telkens
als ik een kopje pak, denken aan
de begrafenis van Piet.'
Hoe weifelend haar vrienden ook reageerden op haar nieuwe
betrekking, zelf vond ze de stap van de zorg naar een
begraafplaats heel logisch. In Driemaasstede, waar ze tien jaar
werkte, had zij zeer geregeld de uitvaartondernemer over de
vloer. Het verpleeghuis fungeerde als het ware als leverancier
aan Beukenhof. Beetje cru uitgedrukt misschien, maar in
essentie waar. Ze bedoelt er niets kwaads mee. 'Ik heb iets met
mensen. Of ze nu dood zijn of levend. Ik wil iets voor ze
betekenen. Ik heb altijd in een verzorgende rol willen werken.
Mijn werk hier is ook een vorm van zorg. Dit is een dienstbare
omgeving. Die uitstraling probeer ik er ook aan te geven. Een
warme sfeer, een plek waar plaats is voor verdriet.'
Het verdriet zoals het wordt beleefd op Beukenhof verschilt
niet eens zo veel van dat wat ze in Driemaasstede zag. Ook in
het verpleeghuis kwamen mensen hun moeder wegbrengen.
En al was dat afscheid dan minder definitief, het was vaak bijna
even zwaar als het laatste afscheid op Beukenhof. Zo'n moeder
wist op geen stukken na meer wie zij zelf was, welke dag het
was of welk jaargetijde. Zo'n moeder kende haar eigen
kinderen niet meer. Bij haar sollicitatie op Beukenhof kon
Magan Holierhoek geen cv overleggen met een indruk-
wekende lijst functies in het uitvaartwezen.
'Ik had maar één persoonlijke ervaring met de dood, en dat
was mijn vader.' Maar ze vertrouwde erop dat zij de kennis die
zij ontbeerde snel zou opdoen. En voor de rest komt het toch
vooral op managementkwaliteiten aan.'Want hoe je het ook
wendt of keert, ook dit is gewoon een bedrijf.'