grarische en andere functies waarbij een te beperkte hoeveelheid
de eerste functie wordt aangevuld met geld uit de andere functie
115 Musis
discussies zich toch altijd weer concentreerden op het
brandpunt van menselijk welzijn en economische vooruitgang.
Van derVlist: 'Wat ik altijd wel aardig heb gevonden aan die
discussies, is dat ze eigenlijk altijd gingen over de kwaliteit van
de leefomgeving. Hoewel er verschillen waren en zijn tussen
partijen, wordt daar toch iedereen door aangesproken. Je bent
bezig met twee zijden van dezelfde medaille - en het zoeken
naar een goede balans is dan best spannend.'Want meer dan
eens ging de discussie niet over de noodzaak van een ingreep
in het landschap, maar meer over hoe dan die ingreep te
realiseren viel en hoe die ingreep stond in relatie tot andere
delen binnen de regio. .[Sia die periode verhuisde Van der Vlist
naar het Noorderkwartier in Noord-Holland, waar hij vijfjaar
dijkgraaf was in het waterschap Uitwaterende Sluizen. Daarna
verruilde Van der Vlist het Waterlandse voor het ministerie in
Den Haag en koos hij Schiedam weer als woonplaats.
Van der Vlist: 'Wat me in Noord Holland opviel en nu ook
weer in Schiedam is datje in dat schijnbaar zo volgebouwde
Nederland binnen vijf minuten in dat agrarische landschap
kunt zijn. Die overgang is heel bijzonder. In feite zo bijzonder
datje gerust kunt spreken van Midden-Delfland als
toegevoegde kwaliteit voor de stad. Los van de eigen kwaliteit
van het gebied. Want die eigen kwaliteit is er zeker. Midden-
Delfland is als veenweidelandschap waardevol. Het heeft zijn
eigen specifieke cultuur en historie. Het biedt een aantal
bijzondere biotopen. Daarin ben ik geen specialist - helemaal
simpele feit datje snel 'buiten' bent
landschap.'
- in een aantrekkelijk
Dat grenzen stellen lijkt een afdoende oplossing. Maar aan
grenzen valt altijd te morrelen.Toch ziet Van der Vlist dat niet
zo heel snel gebeuren: 'Er is eigenlijk door het kabinet extra
geld vrijgemaakt voor groen. Er zijn juist plannen gekomen
om landelijke gebieden vitaal te houden - zie bijvoorbeeld de
Agenda Vitaal Platteland. Mijn mening: hoe langer je een
agrarisch bedrijf kunt behouden, hou je een kostendrager en
een drempel tegen verderontwikkeling. De rijksoverheid heeft
voor een deel de hoofdstructuur van Nederland vastgelegd.
Daarin wordt in ieder geval bepaald wat van nationaal belang
is. De rest kan worden overgelaten aan de regio en aan de
gemeenten - want die denken zelf ook echt wel na over hun
territoir. Juist door lagere overheden meer verantwoordelijk
heden te geven, stimuleer je dat het denken over de kwaliteit
bij die lagere overheden toeneemt. Het geeft dus kansen om
vanuit de regio met plannen te komen.' Bovendien is kwaliteit
van de leefomgeving iets waar de burger steeds meer om
roept. Dat geldt ook binnen de stad. Ook daar is de ruimte
niet meer zomaar in te vullen en blijkt de marktwerking niet
in alle gevallen even zaligmakend. Kwaliteit van de stad is
inmiddels meer dan alleen de optelsom van een veelheid aan
functies binnen het stedelijk gebied. Sommige zaken kunnen
nu eenmaal niet in een stad. En sommige zaken horen niet op
het land.
niet. Ik ben veel meer gevoelig voor het feit dat je differen
tiaties in landschap hebt. De vraag is wel of iedereen van de
mogelijkheden die de omgeving biedt, gebruik maakt.
'Het mooie is dat de een zich concentreert op de Koopgoot
en de ander op de natuur', merkt Van der Vlist even later op.
'Beide plekken bieden voor beide individuen een bepaalde
verwachte kwaliteit. Niet iedereen is altijd even bewust met
het feit bezig, dat er zoveel keuzes zijn. Maar als je eenmaal
een gebied als Midden-Delfland een eigen gezicht hebt
gegeven - kwaliteit hebt gegeven - dan merkje dat er
onmiddellijk verdedigers zijn van zo'n plek. Je merkt al snel
dat er verzet komt als je aan zo'n gebied gaat morrelen. Ik ben
dus niet zo bang dat een gebied als Midden-Delfland
verdwijnt door oprukkende bebouwing. Maar het grootste
gevaar zit wel vaak in zo'n gebied zelf. De kleine kernen - je
ziet dat bijvoorbeeld ook in Gemeente Waterland - willen er
graag wat huizen bij voor hun inwoners. Dan nog even een
bedrijfsterreintje. Je moet dus de discussie voeren over in
welke mate versnippering ten koste gaat van de kwaliteit.
Wanneer ga je te ver? Maar omdat Midden-Delfland nu de
status van reconstructiegebied heeft, kan de stad er niet meer
zo makkelijk in oprukken. De natuurbestemming ligt vast en
Schiedam-Noord houdt wel zo'n beetje op, nu. Waar het om
gaat is dat dit soort buffers die er bestaan tussen stedelijke
plekken een duidelijke functie hebben. Dat verhoogt en
versterkt de kwaliteit van beide gebieden. Als er onvoldoende
kostendragers zijn, verrommelt het gebied. Dus moet de stad
juist daar investeren. Om het simpele feit dat de stad zijn
burgers keuzemogelijkheden en variatie aan moet bieden.
Want de kwaliteit van de stad wordt ook bepaald door het
De race tussen stad en platteland lijkt daarmee een beetje op
die van twee marathonlopers, die elk met één been aan elkaar
vastzitten. Geen van hen zal eerder finishen dan de ander en
het enige doel dat beide lopers zichzelf kunnen stellen, is het
uitlopen van de 'race' in onderling overleg. Waar de stad het
platteland in een economische wurggreep houdt, biedt het
platteland steeds meer dat de stad nooit zal kunnen bieden.
'Dat is de enige manier om de eenzijdigheid te doorbreken.
Schiedam heeft jarenlang hetzelfde gebouwd. Dat wreekt zich.
Bijvoorbeeld op het terrein van je gebonden voelen aan een
gebied. Op het platteland is dat veel sterker: het boerenbedrijf
van generatie op generatie is wel even wat anders dan de
stedelijke passant die tien jaar in de Woudhoek woont. Je ziet
de afgelopen jaren wel dat ook de grote stad begint te
erkennen wat de kwaliteit van het ommeland is. Terwijl het
vroeger veel meer zo was dat de provincie er voor de omge
ving was en de stad er voor zichzelf was. Steden als Rotterdam
en Amsterdam stonden met hun rug naar de omgeving toe.
Dat is voor een groot deel veranderd. In de Gemeente
Waterland werd Amsterdam zelfs uiteindelijk de grootste
beschermer van het landelijk gebied', zegt Van der Vlist.
Het is de kunst om beide kwaliteiten te verenigen. Elkaar te
laten aanvullen. Want de afhankelijkheid tussen stad en
platteland is van alle tijden, al verschuift met de eeuwen het
soort afhankelijkheid. Alleen als landelijk gebied en stad er
samen in slagen van eikaars kwaliteiten gebruik te maken -
complementair aan elkaar te zijn - kan het wat worden met de
kwaliteit van de ruimtelijke ordening in Nederland. En dus
moet de stad de boer op - letterlijk - en aan de slag gaan met
het vertalen van maatschappelijke wensen in voor de
agrarische samenleving economische mogelijkheden.