Avondstemming in de polder Peter de Lange 135 Musis heemparken die deze stad rijk is: het in de afgelopen 25 jaar grotendeels door hem zelf gevormde natuurpark in de Holywijk en de al langer bestaande heemtuin in de Westwijk. Daarnaast onderhoudt hij de ecologische, met inheemse bloemen beplante wegbermen waaraan Vlaardingen zo rijk is. Mogen we hem 'groenadviseur' noemen? Ben schudt resoluut het hoofd. Past niet bij hem. Hij is liever tuinman. Hij heeft gelijk. Ben is geen rapportenschrijver, maar een doorleefde werkman met vuile nagels en modder aan zijn schoenen. Zonder twijfel ook een man naar wie men luistert omdat hij weet wat hij zegt; hij straalt een groot natuurlijk gezag uit. Zullen we daar eens uitgesteld maaien, moeten we daar de aanplant niet eens herzien. Hij zal ook niet gemakkelijk ergens zaag of zeis in zetten. Iedere ingreep moet ecologisch verantwoord zijn. Nog steeds kan hij zich opwinden over het kappen van een handvol beuken aan de Hogelaan, het rustieke wandelpad door het Vlaardingse Hof. Naar het oordeel van Plantsoenendienst waren die beuken ziek. 'Maar dat zeggen ze al als er een tak slap hangt. Ik begrijp 't wel: de gemeente is aansprakelijk op het moment dat een voorbijganger een vallende tak op z'n hoofd krijgt. Daar kan je je niet tegen verzekeren. Dus wordt 't rooien. Maar voor de natuur is zo'n boom niet ziek. Hij heeft nog wel degelijk een functie. Eigenlijk moetje 'm gewoon laten staan.' In een van die 'zieke' beuken woonde een bosuil. Zijn nachtelijke roep, in stedelijk gebied zelden gehoord, was worden verward met het geluid van een andere diersoort. Bijzonderheid volgens Ben: 'Een plaag voor moestuinhouders. Die lieten vroeger als bestrijdingsmiddel olie in de holletjes lopen.' 't Is ondertussen een zeldzame soort geworden. In tien kilometer berm kom je hooguit één veenmol tegen. Verschillende malen fietsen we de Abtswoudseweg op en neer om dat ene hier verblijvende exemplaar te beluisteren. We horen een trein voorbij suizen, we worden door langs- scheurende auto's in de kant gedreven. We zien een - leeg - ooievaarsnest op een radiomast langs de spoorlijn, we slaan een troepje foeragerende scholeksters gade. We doen ons best om boven het geratel van onze derailleurs uit die hoge snor te horen, maar niks hoor. Wat we ook waarnemen, geen veenmol.'Of hij houdt z'n kop, of hij is aan barrels gemaaid,' bromt Ben ontevreden. Bij het gemaal van Abtswoude verlaat hij met zijn Gazelle plotseling het asfalt en koerst een grasveld in, tot we op een dijkje komen, bij een water met rietpluimen aan de oevers. Ziet eruit als een versgegraven educatief recreatieplasje, bedacht door een goedbedoelende ambtenaar. Daar worden de fietsen in het gras gelegd. 'Misschien hebben we hier meer geluk. In dit plasje zitten waterralletjes. Je hoort meteen of ze er zijn of niet. Ze klinken als een speenvarken dat wordt gekild.' na een kwartiertje behendig kettingzagen voorgoed verstomd. Dit volgens het onwrikbare principe boom weg, uil weg. Dit verhaal haalt Ben van As wel eens op tijdens de nachtelijke natuurexcursies die hij op verzoek van zijn werkgever en de Vlaardingse VW uitzet door het groen binnen en buiten de stad. Het verhaal laat zien dat zelfs in een het milieu goedgezinde gemeente fouten worden gemaakt. Want dat wil hij toch helder stellen:Vlaardingen is dan wel de Dwingeloose heide niet, het stadsbestuur heeft wel degelijk het goede voor met alles wat groeit en bloeit. Het groenbesef lééft in Shell City. Die natuurliefde dateert uit de vroege jaren zeventig, toen het toenmalig hoofd plantsoenen Davidse verklaarde dat hij streefde naar één boom per inwoner. Dankzij diezelfde Davidse - en indirect de Club van Rome, aan wie de plantsoenenbaas veel van zijn gedachtegoed ontleende - behoorde Vlaardingen al in 1978 tot de eerste zeven Nederlandse gemeenten waar geen herbiciden en pesticiden meer werden gebruikt. Schiedam was in die jaren nog zeer kwistig met gif, maar vond onder leiding van de milieubewuste wethouder Zijdeveld al spoedig de weg naar een verantwoord groenbeheer. Niet toevallig heeft Schiedam een zeer actieve afdeling van de KNNV Goed, geen steenuil. Laten we dan maar eens zien of we die veenmol waar Ben zo vol van is, kunnen beluisteren. Wat is dat trouwens voor schepsel, een veenmol? Een beknopt signalement beschrijft het dier als een grote sprinkhaansoort van zeven centimeter, met de graafklauwtjes van een mol. Heeft een luide en hoge, ritselende roep die onmogelijk kan We luisteren.Vredig is het hier, denk ik. Op het water oppervlak lopen de kleuren van de vervagende dag in elkaar over. Roze, donkerblauw, zwart. Dan een wilde rimpeling. Een zilveren flits. Een school vissen springt omhoog en beschrijft een fraaie boog door de lucht alvorens weer terug te vallen in de plas. Niet te achterhalen valt of de manoeuvre voortkomt uit dartele vreugde dan wel uit paniek voor een rover onder het wateroppervlak. In een weiland achter ons trekken roodbonte koeien met een scheurend geluid het gras uit de grond. Onzichtbare kikkers knorren. Het geheel doet denken aan een schilderij van Jan Voerman.'Avondstemming in de polder'. Maar we zien noch horen de beloofde waterralletjes. Wel strijkt er een zachte ademtocht langs de lucht. 'Een vlucht wulpen,' stelt Ben vast. Met zijn kijker de rietkraag afturend, krijgt hij een zwemmende muskusrat in het vizier. 'Die pakken we toch maar mooi even mee,' mompelt hij. Om vervolgens luisterend het hoofd te heffen: 'Ik hoor een blauwborst!' Ergens vanuit het roerloze groen aan de waterkant klinkt een bijna onhoorbaar trtr, trtr. Een greep in de jaszak brengt het geheimzinnige zwarte apparaatje te voorschijn. 'Batdetector,' zegt Ben. Hij richt het doosje op het riet en daar schettert die onzichtbare fluiter opeens luid en duidelijk uit de luidspreker. 'Wonderbaarlijk,' zeg ik, maar dat gaat Ben te ver: het is gewoon techniek. Een toestelletje dat tonen opvangt die het menselijk oor ontgaan. Alles tussen twintig en honderdtwintig Kiloherz. 'Een elektrisch oor, een goedkoop dingetje.' Dat goedkope blijkt nogal mee te vallen. Twaalfhonderd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2004 | | pagina 135