Tuindorp Kethel Musis 142 gereedliggende plannen. Bijzonder aan Kethel was dat deze nieuwe wijk was opgezet volgens de gedachte van het tuindorp en dat er doelbewust is afgezien van het neerzetten van hoge portiek- en galerijwoningen. Deze opzet heeft tot op de dag van vandaag zijn kracht behouden en maakt Tuindorp Kethel tot een kleine oase van rust tussen de oprukkende infra structuur en verstedelijking van Schiedam en het nabijgelegen Rotterdam. Het is nog steeds een geliefde woonwijk en veel van de huidige bewoners bivakkeren hier al sinds het begin. De problemen die zich in Kethel voordeden, hebben daarom niet zozeer een sociaal karakter, zoals in veel naoorlogse wijken in de grote steden het geval is, maar beperkten zich vooral tot de technische staat van de woningen. Al na enkele tientallen jaren intensieve bewoning liet die veel te wensen over. Een renovatie in de jaren tachtig betekende alleen een optische verbetering. De opknapbeurt deed nauwelijks recht aan de architectonische bijzonderheid van de woningen en nam de wezenlijke problemen van koudebruggen en slijtage van constructieve elementen niet weg. 'Er is bij die renovatie nogal op de automatische piloot gewerkt,' zegt Hans van der Heijden van het Rotterdamse bureau BIQ Architecten, dat in 1998 de opdracht kreeg een haalbaarheidsstudie te verrichten voor het complex van 241 sociale huurwoningen in Tuindorp Kethel.'Wij hebben voor onze studie verschillende scenario's uitgestippeld: dat van sloop en nieuwbouw en een scenario voor renovatie.' De mensen van BIQ waren verrast door wat ze in Tuindorp Kethel aantroffen: een prachtige buurt, ietwat teruggetrokken gelegen, met knusse straten die nog het meeste weg hadden van woonerven.Van der Heijden: 'Het was een buurt die het heel goed deed. Het stratenpatroon zat op een prachtige manier in elkaar en aan die straten werd op een heel ontspan nen manier gewoond en geleefd. Wanneer je daar zou gaan slopen en nieuwbouw zou plegen, dan gaat precies dat mooie karakter naar de maan. Je krijgt dan een enorme uitdijing van de verkeersmachine, die moet worden aangepast aan de wensen van vandaag. Er komt een soort Vinex-sjabloon in een wijk die juist op een spectaculaire manier heel gewoon was.' Een tweede ontdekking was de architectuur van de woningen. Veel van de architectonische details waren tijdens de renovatie van de jaren tachtig weggewerkt of soms zelfs geheel en al verloren gegaan. BIQ probeerde te achterhalen wat er aan architectuur onder de gevel verstopt zat. Bij de bouw van de woningen in Kethel was gebruik gemaakt van verschillende bouwsystemen. Door de naoorlogse schaarste aan bouwmaterialen en bouwvakkers was toepassing van systeembouw het middel om het bouwtempo op te voeren. In Kethel waren twee bouwmethoden dominant. Een daarvan was het Airey-systeem, in Engeland ontwikkeld door Sir Edwin Airey (1879-1955) en na de oorlog in Nederland geïntroduceerd door het bedrijf NeMaVo. Dit bedrijf vroeg de architecten Berghoef en Zwiers het systeem verder uit te werken voor de grootschalige woningbouw. Karakteristiek voor het Airey-systeem waren de betonnen platen die als gevelbekleding met koperdraadjes aan de op het werk gestorte betonkolommen werden bevestigd. De gevels kregen hierdoor met hun horizontale en verticale belijning een strak geregisseerd stramien. Het andere systeem dat in Tuindorp Kethel is toegepast, was het Nederlandse Welschen-systeem. Dit was voor de oorlog ontwikkeld door EA. Welschen, bouwkundig tekenaar van professie. Het was bouwbedrijf MUWI (Muijs en De Winter) dat dit systeem na de oorlog verder vervolmaakte. Kenmerkend waren de in het werk gestorte grindbetonnen gevels in een blijvende bekisting van holle blokken sintelbeton.Vaste architect van MUWI was Ernest Groosman, de architect die de ontwerpen leverde voor de meeste woningen die volgens deze methode werden vervaardigd. Bij de architectonische vormgeving van Tuindorp Kethel waren Zwiers en Groosman nauw betrokken. Beide ontwierpen eenvoudige eengezinswoningen, die uitgingen van bijna dezelfde oppervlaktemaat, maar door de verschillende toegepaste technieken toch onderling verschillen vertoonden. 'Het waren niet zomaar bouwdozen,' zegt Hans van der Heijden van BIQ. Omdat renovatie steeds duidelijker de voorkeur genoot, maakte het architectenbureau een plan om de gevelstructuur van de oude woningen weer zichtbaar te maken en tot zijn recht te laten komen. Daarbij werd niet gekozen voor een getrouwe imitatie van hoe het was, maar werd een methode ontwikkeld om de gebreken die de vorige opknapbeurt niet had kunnen verhelpen nu wel op te lossen en tegelijk de woonwijk weer in zijn oude luister te herstellen. De gevels van de Airey-woningen werden bekleed met speciale polyesterbetonplaten, die gepotdekseld werden aangebracht. Daardoor kwam de vroegere horizontale en verticale accentuering weer in de gevel terug en zelfs in iets sterkere mate dan in de oorspronkelijke opzet het geval was. 'Het is een wat diepere versie geworden van wat het was,' legt Van der Heijden uit. 'Door de plaatjes gepotdekseld aan te brengen krijg je een soort zwaarte in de architectuur. De notie van gevelbekleding wordt opeens op z'n kop gezet.' De gevels hebben nu een beige, okergele tint, die herinnert aan de kiezels die in het oude grindbeton waren gebruikt. Het okergeel geeft een veel warmere indruk dan het vroegere beton, waarover zich al snel na oplevering van de woningen een grijzige grauwsluier drapeerde. Ook de vensters zijn in de renovatie wat zwaarder aangezet. Een bruingekleurde lijst rond de vensters voorkomt dat er nog koudebruggen aanwezig zijn. Van de oorspronkelijke gevelbekleding van de Welschen- woningen die Groosman had ontworpen was na de grote 'beurt' in de jaren tachtig helemaal niets meer over. BIQ besloot de langsgevels te pleisteren in eenzelfde zachtbeige tint als de Airey-woningen. De kopgevels werden voorzien van dezelfde polyesterbetonnen platen die ook bij de Airey woningen waren gebruikt. Deze platen zijn ook aangebracht aan weerszijden van de voordeur. Hierdoor zijn de twee bouwtypes met elkaar verbonden geraakt en is er een oogstrelend harmonische samenhang tussen beide ontstaan. Wie nu door de wijk wandelt ziet met hoeveel gevoel de renovatie tot stand is gebracht en hoe de krachtige elementen in de architectuur van Zwiers en Groosman subtiel zijn aangescherpt. Opvallend zijn de steeds iets wisselende gevelpatronen die Zwiers in zijn woningblokken aanbracht: een Frans balkon boven de voordeur en een vensterpartij met de bovenkant op gelijke hoogte van de voordeur verspringt bij het volgende blok: daar zit het Franse balkon opeens iets opzij van de voordeur, terwijl de raampartij net boven de voordeur uitspringt. Zo heeft de architect indertijd met een minimum aan middelen een maximum aan variatie in deze woningen willen brengen. Het is de verdienste van BIQ dat deze details nu weer ten volle tot hun recht komen. De bewoners speelden een belangrijke rol in het renovatie proces. Alle vernieuwingen zijn aan hen voorgelegd en met hen doorgesproken. Door de jaren heen was er nogal wat vertimmerd aan de woningen. Al vrij snel na de oplevering besloten vele bewoners om de berging, die aanvankelijk in de woning was ondergebracht, bij de woonkamer te trekken om

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2004 | | pagina 142