De vikingen Musis 292 onderzoek betrokken. Deze constateerde al snel dat het hier een zeer bijzondere vondst betrof. Het ging om restanten van een schip die geheel in de traditie van de Vikingen was gebouwd. Uit het dendrochronologisch onderzoek bleek dat het hout afkomstig was uit Engeland. Op basis daarvan concludeerde Vlierman dat het hier moest gaan om Vikingschepen die door Deense Vikingen in Engeland waren gebouwd. Daar hadden de Vikingen immers diverse nederzettingen gesticht. En eerder, in Tiel, was ook al hout aangetroffen van een Deens Vikingschip uit Engeland die vermoedelijk op een Londense werf was gebouwd. Was het toeval dat ook in Tiel resten waren ontdekt van een Deens Vikingschip uit Engeland? Een passage van de kloosterling Alpertus van Metz die een gedetailleerde beschrijving geeft van de slag bij Vlaardingen in 1018 plaatst de vondst in een interessant daglicht: Voordat dit teken aan de hemel verscheen, is er oorlog uitgebroken nabij de zeekust. De oorzaak van die oorlog was als volgt. Een groep Friezen heeft hun woongebied verlaten en zich daarna metterwoon gevestigd in het Merwedewoud, waarover we al eerder hebben gesproken; ze hebben zich aangesloten bij rovers en gezamenlijk brachten ze grote schade toe aan de kooplieden. Zo kwam het dat deTielse kooplieden, die er in vergelijking met anderen ook wel bijzonder gemakkelijk toe komen om over alles en nog wat te klagen, zich bij herhaling tot de koning wendden met het verzoek hen in zijn genade tegen dat onrecht te beschermen. Als hij dat niet deed, zeiden ze, konden zij niet naar het eiland gaan om handel te drijven en de Engelsen evenmin op Tiel handelen, en bijgevolg kon dan de belasting hem niet meer volledig toevloeien, zoals dat toch hoorde.' Uit deze passage blijkt dat er vanuit Tiel handel gedreven werd met Engeland. Tielse kooplieden bezochten het 'eiland', waarmee Engeland bedoeld wordt. Ook kwamen er Engelse kooplieden naar Tiel. Het aantreffen van Engels hout in Tiel is dan ook geen verrassing. Wel dat het ook aangetroffen is in Vlaardingen, want hoe komt het daar terecht? Uit de aangehaalde passage kunnen we afleiden dat de schepen voeren over de Merwede en de Oude Maas en daarbij ook Vlaardingen passeerden, waar ze door de 'rovers' (hiermee doelt Alpertus op graaf Dirk III en consorten) grote schade werd toegebracht. Historici interpreteren deze 'schade' als het illegaal heffen van tol door de graaf. Hoe we de schade aan de schepen moeten interpreteren is niet duidelijk. Moest er onder a 5 cm dwang goederen worden afgestaan? Of werden er misschien zelfs complete schepen in beslag genomen? Uit het relaas van Alpertus kunnen we niet afleiden dat de kooplieden ook Vlaardingen aandeden. Gezien de schade die rover' Dirk III aanbracht, is het zelfs ook maar de vraag of die schepen zich ook zelfs maar in nabijheid waagden van de vijandige Vlaardingse haven. Toch is er Engels scheepshout aangetroffen. Is het scheepshout afkomstig van plundering? Zal het nu eens andersom zijn: de lokale bevolking plunderde Vikingschepen? Het hout zeifis aangetroffen in een graf dat in of kort na 1043 is aangelegd. Het aangetroffen scheepshout kan dus niet in verband worden gebracht met de slag bij Vlaardingen in 1018. Maar uit latere summiere historische vermeldingen weten we dat de 'plunderingen' aanhielden en deze opnieuw leiden tot slagen bij Vlaardingen in 1046 en 1047. Dus toch plundering? Er is echter nog een andere verklaring mogelijk. Het is namelijk niet ondenkbaar dat de Vlaardingse haven zelf een rol speelde in de handel met Engeland. Misschien moeten we de aangebrachte schade door 'rover' Dirk III wel als poging zien om juist de handel met Vlaardingen te bevorderen. De weinige historische bronnen die er zijn over het elfde-eeuwse Vlaardingen doen vermoeden dat Vlaardingen geen doorsnee nederzetting was. Dit blijk uit benaming van Dirk IV (1039-1049) die door zijn tijdgenoot Herimannus Augiensis als 'Theodericus de Phlarditinga'' (Dirk van Vlaardingen) werd aangeduid. En in het midden van de 11e eeuw is er ook sprake van de gouw (graafschap) Vlaardingen. De betekenis van Vlaardingen blijkt verder uit de muntslag die aan het einde van de elfde eeuw, vermoedelijk vanaf 1080 heeft plaatsgevonden. Er zijn helaas nauwelijks munten bekend, het zijn er welgeteld vier. Op een munt die aanwezig is in het muntenkabinet van Stockholm staat het opschrift 'comes' en op de keerzijde 'Flardiga' wat zoveel betekent als 'graaf w van Vlaardingen De benaming 'Holland' was toen nog niet bekend, de eerste vermelding daarvan dateert van 1101. Daarvoor, in de 11e eeuw, noemde men het graafschap blijkbaar naar de belangrijkste nederzetting daarin, namelijk Vlaardingen. Interessant is overigens dat de betreffende munt naar Engels voorbeeld is geslagen, wat naast de Engelse vikingschepen een andere aanwijzing is voor Engelse connecties met Vlaardingen. De muntslag wijst ook op de aanwezigheid van een munthuis, hetgeen aannemelijk maakt dat er ook een markt geweest moet zijn. Het zal dan ook geen toeval zijn dat er in Vlaardingen rond 1000 AD een grafelijk hof is gesticht en er een belangrijke versterking van de graven was gelegen. Het is duidelijk dat Vlaardingen in de 11e eeuw een zeer belangrijke plaats innam binnen het graafschap waaruit later Holland zou voortkomen. Vlaardingen lag dan ook bijzonder strategisch door de ligging aan een kruispunt van waterwegen: de Merwede, de Oude Maas en deVlaarding, waarbij de laatste uitstekend als natuurlijke haven kon functioneren. In dat licht bezien zou het haast vreemd zijn als Vlaardingen geen rol zou hebben gespeeld in de internationale handel. Het is dan ook heel goed denkbaar dat de Vikingen de Vlaardingse haven hebben aangedaan om handel te drijven waarbij ze oude afgedankte schepen achterlieten. Voorafgaand aan het onderzoek op de locatie Gat in de Markt hadden de archeologen nooit verwacht resten van Vikingschepen te vinden. Archeologisch

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2004 | | pagina 292