jit;
319 Musis
dagen geen andere keus had dan boeren, vissen
of onopgemerkt doodgaan.
Het is nog steeds geen gebied waar
vreemdelingen zich snel thuisvoelen. Op Open
Monumentendag wapperen overal uitnodigend
de vlaggen, ook in Biervliet, maar evengoed zijn
in dat dorp alle deuren dicht. Alsof er met op
bezoek wordt gerekend. De middenstand,
bestaand uit bakker De Block, café 't Harinkje
en het TPG-servicepunt, waar snoepgoed en
ansichten in de etalage liggen, heeft eensgezind
alle neringen op slot gedaan, 't Enige levensteken
zijn de verwoed draaiende wieken van de
molen. Er sloft een oude man over het erf, een
lege mand aan de arm, een amechtige hond op
zijn hielen. Op een handgeschreven bordje staat
datje de molen vandaag kunt bezichtigen. Maar
veel valt er niet aan te zien, 't is zo'n afgedankt
molentje dat bij gebrek aan beter tot monument
is gebombardeerd en een keer per jaar
plichtmatig in bedrijf wordt gesteld. De spanten
kraken en de bries doet de windwijzer op de
kap wild in het rond tollen. Zie ik het goed?
Die windwijzer heeft de vorm van een haring.
Ik maak een rondje door het dorp. Met slome
pas, want hier geldt in hoge mate wat Bob den
Uyl schreef over het centrum van Assen: je moet
oppassen datje niet de verkeerde hóek omslaat,
wantje bent er zo weer uit.
Waarachtig, de deur van de Nederlands
Hervormde kerk staat op een kier. Het blijkt een
kleine, sobere ruimte, waar de stilte heerst van
een schoolplein op woensdagmiddag. Je zou een
dominee verwachten of een koster om bezoekers
rond te leiden. Niemand. Je moet het doen met
dunne foldertjes. Daarin kun je lezen dat bij de
laatste restauratie van de kerk het hamergeklop
tot in de verre omtrek hoorbaar was. Je ziet het
voor je. Arbeiders op het land gaan dromerig aan
de slootkant zitten om van het nijvere getik te
genieten. Daar wordt groots werk verricht.De
kerk staat hier al eeuwen, babbelt het
drukwerkje verder, en heeft menige ramp
doorstaan. Bij ieder bezoek aan Zeeland moet je
dat weer horen. Dat ze er zoveel rampen
overleven.
In de oostelijke kerkgevel zijn drie gebrandschilderde ramen
aangebracht. Op het meest rechtse staat een afbeelding van
Biervliets beroemdste zoon, Willem Beukelsz. Gehuld in dikke
visserskledij, is hij bezig haringen te kaken, het door hem
uitgevonden procédé om versgevangen vis direct op zee te
conserveren. Ingewanden eruit, zout erover, en dan in
tonnetjes verpakken. Simpel en doeltreffend.
De methode zou hem onsterfelijk maken. Maar hoe verdiend
is zijn roem? Daarover zijn de historici het niet eens. Op de
waarde van het haringkaken valt niets af te dingen, dat heeft
de visserij een hoge vlucht doen nemen en de beurs van
menige reder rijkelijk gevuld. Maar wat was Willems rol in het
geheel? De man was van geen enkele betekenis, zegt de een.
Een ander meent dat de Biervlieter niet genoeg kan worden
geprezen. De 16e eeuwse dichter Jacob Cats, die in Zeeuws-
Vlaanderen land inpolderde, behoorde tot de
onvoorwaardelijke Beukelszoon-fans, zoals blijkt uit de
volgende gloedvolle lofzang:
Maer Beukels heeft voor eerst den haring leeren kaecken,
Dat is van allen slijm de vis gesuwert niaecken;
En als dat was gedaen soo naem hij matig sout,
Dat alle ding bewaert en in sijn wesen houdt,
Dat stroyd' hij in een vat, en daer uyt is begonnen
Te packen desen visch in welgemaeckte tonnen.
Bilderdijk liet zich twee eeuwen later niet onbetuigd toen hij
veronderstelde dat het woord pekel van Beukei was afgeleid en
dat het woord bokking een verbastering was van bokeling of
beukeling, en dus mede aan de Biervlietenaar herinnerde.
Kortom de man was van onschatbare betekenis, een genie,
vergelijkbaar met Laurens Janszoon Coster, die andere held uit
de Vaderlandse Geschiedenis die de boekdrukkunst uitvond.
Maar zoals van Coster wordt gezegd dat ook anderen
(Gutenberg) zijn uitvinding claimden, zo wordt van
Beukelszoon beweerd dat hij minder dan niks met dat kaken
van doen heeft gehad. De eer van de uitvinding zou toekomen
aan Jacob Kien, een inwoner van Oostende. Of aan Jan
Machiel Duffel uit Ouddorp. Of aan iemand die als twee
druppels water leek op Willem Beukels, Willem Beukels alias
Guillaume Bokels, een visser dan wel zeerover uit Hughevliet,
een Middeleeuws dorp dat in de directe omgeving van
Biervliet lag.
Een dubbelganger? 't Lijkt waarempel wel een romanpiot van
Willem Frederik Hermans. Geen zwaard van Damocles, maar
een kaakmesje hangt de hoofdpersoon boven het hoofd.
Wie was dat eigenlijk, die snuiter Beukels uit Biervliet? Weten
we niet.Vermoedelijk iemand van betere komaf. Zijn zus was
een jonkvrouwe, hijzelf was in 1312 burgemeester van zijn
woonplaats. Aangenomen wordt: een vermogend man met
grote belangen in de visserij. Zijn zoon exploiteerde later een
zouthandel.
Dus dat eenvoudig geklede vissertje op het kerkraam mag je
gerust een romantisch verzinsel noemen. Wanneer hij leefde?
Ook onduidelijk. Alweer kan het kerkraam beter niet als bron
worden genomen. Daarop staat 'stierf 1397'. Maar dat is kul,
meldt het kerkfoldertje beschaamd.'Om dit jaartal schijnt het
een en ander te doen te zijn geweest. Het schijnt 1347 te
moeten zijn.'
Maar ook dat is lang niet zeker. Er worden ook andere
overlijdensjaren genoemd, 1349 en 1387. En nu we toch aan
het wroeten zijn in oude geschriften: ook van het haringkaken
staat in het geheel niet vast wanneer het voor het eerst werd
gepraktiseerd. In 1350? 1380? 'Je kunt betwisten of
Beukelszoon er de uitvinder van is. Het kaken werd al vóór
hem toegepast,' weet conservator Alex Poldervaart van het
Visserijmuseum in Vlaardingen op grond van de literatuur.
Daarin staat bijvoorbeeld dat Scandinavische vissers hun
haring al kaakten lang voordat de Vlaamse, Zeeuwse en
Hollandse vissers die techniek ontdekten. In weer een ander
oud document wordt gezegd dat er in Zeeuwse contreien al
aan het begin van de 12e eeuw werd gekaakt. Dit
encyclopedisch werk van omstreeks 1125 definieert de haring
als 'een kleine visch, zeer geschikt voor het inzouten en welke
op die wijze langen tijd wordt bewaard.'