355 Musis Commentry. Dit bedrijf behoort tot de laatste grote werkgevers van de streek. Omdat werkgelegenheid op het Franse platteland uiterst schaars is, wordt er veel door de vingers gezien. Waar praten we tenslotte over. Een paar keer per jaar stinkt het een beetje. Nou en. De rest van de tijd adem je de schoonste lucht die je je maar kunt indenken. Zo'n opvatting spot met alle voorschriften. De DCMR zou er z'n vingers bij aflikken. Hier lijkt zoiets als een milieudienst niet eens te bestaan. Het eerste bericht over een bedrijf dat de milieuwetten overtreedt, moeten wij in het regionale dagblad La Montagne nog lezen. Die krant heeft vooral oog voor agrarische hoogtepunten, zoals het jaarlijkse concours in Moulins, waar sappige Charolaiskoeien met een rozet in de kleuren van de nationale vlag om de hals op een podium worden tentoongesteld en wijnboeren het glas heffen op de geslaagde nieuwe oogst van de St. Pour^ain. Toen wij elf jaar geleden een huis kochten in de Bourbonnais, hadden we niet de flauwste notie dat de streek een eeuw eerder tot de sterkst geïndustrialiseerde gebieden van Frankrijk behoorde. Voor zover onze kennis strekte, bestond de omgeving louter uit grazige weiden en lage, door loofbossen begroeide heuvels met in ieder dal een rustiek dorp waardoorheen zich een muzikaal tinkelend beekje kronkelde. Op de oevers deden boerinnen neuriënd de was en in het geboomte het de koekoek zich horen. Dit misverstand bleef des te langer in leven doordat het nogal mistte op de dag dat we met de makelaar op stap gingen.Van de omgeving zagen we niet veel meer dan wat vage contouren. 'Tout campagne,' had de hotelhouder de vorige avond verbaasd geantwoord op onze vraag hoe het landschap buiten eruitzag. 'Hier ben je of boer, of werkloos. Dat weet toch iedereen?' Want bij de Fransen staat Allier al sinds mensenheugenis te boek als een achtergebleven en onderontwikkeld departement. De ware aard van de streek trad pas aan het licht op de dag na onze kennismaking. De mist was opgetrokken en het land rekte zich uit in de warmte van een krachtige vooqaarszon. Daar waren ze dan, de stoere eiken en ranke naaldbomen, de kuddes witte koeien, de heggen die de weilanden van elkaar scheidden, de verweerde boerenhoeves, de modderige landweggetjes, de verstilde dorpen, de postkantoortjes beheerd door vriendelijke oma's in bloemetjesschort. Maar daar waren ook de plaatsnaamborden die naar een heel wat minder romantisch verleden verwezen. Dorpen en stadjes met namen als Deneuilles-les-Mines, Buxières-les-Mines, St.Eloy-les- Mines. In Commentry reden we door troosteloze straten van lange rijen lage, zwart beroete arbeiderswoninkjes, leunend tegen de hoge muren van een vervallen, lang geleden buiten bedrijf gestelde staalfabriek. Grote delen van de stad bestonden uit ellendige woonwijken zoals je ze ook ziet in Wales, Charleroi of het Roergebied. Zo ongeveer moet Schiedam er hebben uitgezien in de tijd dat het bekend stond als Zwart Nazareth. Montlupon bood hetzelfde beeld. Verpauperde wijken rond gesloten fabrieken. Er was weinig verbeeldingskracht voor nodig om te begrijpen dat mijnbouw en zware industrie het hier lange tijd voor het zeggen hadden gehad. We kochten een boek over de streek en lazen dat het een van de eerste Franse regio's was geweest waar het socialisme grote aanhang had verworven. Oorzaak: de beroerde arbeids omstandigheden in de mijnen en fabrieken. Een soortgelijke bewustwording had zich tezelfdertijd voltrokken onder de landarbeiders, die zich uitgebuit voelden door de hereboeren. Gaandeweg werd ons duidelijk waarom verschillende boerendorpen, waaronder het onze, nog steeds door een communistische burgemeester worden geregeerd. Het typisch Franse wantrouwen jegens overheid en kapitaal had diep wortel geschoten. Maar wat een verrassing was het te ontdekken dat het Bois de Tron^ais, in de toeristenfolders aangeprezen als het grootste en mooiste eikenbos van Europa, in een zeer nabij verleden hoogovens had gehuisvest. In dat sprookjesbos werd het staal vervaardigd waarvan in Montlufon granaten voor de Franse oorlogsvloot werden gemaakt. Hetzelfde bos levert nu hout voor gitaren en wijnvaten. Dat is net zoiets als dat er over honderd jaar rozen worden gekweekt op het terrein van Shell Pernis. Absurd? Waarom? Misschien ligt zo'n ontwikkeling zelfs wel voor de hand. Je hoeft geen helderziende te zijn om te weten dat de olievoorraad vroeg of laat is uitgeput. Zoals je ook geen econoom hoeft te zijn om te begrijpen dat het kapitaal daar niet wakker van ligt. Het kapitaal overleeft pijnloos de grootste rampen. Valt het ene paard dood neer op de renbaan, dan wordt het geld gewoon op een ander paard gezet. Bekijk je de zaak van die kant, dan hoefje helemaal geen huis te kopen in een uithoek van Frankrijk om 850 kilometer zuidelijker je verkrampte longen op adem te laten komen. Dan wacht je thuis rustig het moment af waarop de Eerste Petroleumhaven wordt herdoopt in Eerste Rozenhaven. Maar wees reëel. Die ommekeer kan nog enige tijd op zich laten wachten. Misschien duurt het wel langer dan jij leeft. Je hebt weinig keus, als je wilt dat je zoon meer van het leven ziet dan asfalt en auto's. Dankzij Frankrijk kent hij nu ook het geluid van de wind die door het koren ruist en weet hij hoe een patrijs eruit ziet. Kan hij een steenmarter die over de zolder sluipt herkennen aan diens dansende pas. Te oordelen naar het grote aantal Nederlanders dat in dezelfde streek een vakantiehuis bezit of zich er permanent heeft gevestigd, zijn wij niet de enigen met heimwee naar het simpele landleven. Die Hollandse invasie is een regelmatig terugkerend thema in de gesprekken met onze buurman, de veehouder Jean-Claude. Al verschillende malen heeft hij naar de achtergrond van die volksverhuizing gevraagd. Hij komt er telkens op terug, want mijn antwoord schijnt hem niet te bevredigen. Dat antwoord luidt dat Nederlanders in Frankrijk de ruimte en de stilte zoeken die hen thuis zijn ontnomen. 'Maar Nederland heeft toch ook wel platteland?' vraagt hij. Als ik zeg dat wij onze weilanden volbouwen met huizen en opofferen aan nieuwe autosnelwegen fronst hij de wenkbrauwen. Dus? In Frankrijk worden ook huizen gebouwd en wegen aangelegd, en daar blijft toch voldoende platteland over? 'Frankrijk hoeft niet op een hectaretje meer of minder te letten,' zeg ik. 'In Nederland is iedere vierkante meter er één.' 'Is jullie land dan zo klein?' vraagt Jean-Claude argwanend. Hij kan dat slecht rijmen met de grote auto's waar Hollanders in rijden. Ik diep een luciferdoosje op uit m'n zak en leg dat in mijn handpalm. 'Nederland,' zeg ik. Daarna wijs ik op de schuur waarin mijn gesprekspartner gewend is zijn kolossale tractoren en maaiers te stallen. 'Frankrijk.'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2004 | | pagina 355