Schiedamse herinnering 371 Musis Slechts met een enkele verwijzing naar het boek 'Stalles en Parket' van Henk Berg, maakt Herman Romer in zijn pas geleden verschenen 'Fantasie, illusie en betovering, herinneringen aan Rotterdamse bioscopen 1896-2004', melding van het Passage Theater en Monopole Theater in Schiedam, als behorend tot het grote Rotterdamse aanbod van bioscopen, als belangrijkste volksvermaak tussen de jaren 1920 en 1980. Henk Berg was in de late jaren '70 van de vorige eeuw de laatste directeur van het Passage Theater en besteedt derhalve relatief veel aandacht aan dit door architect Piet Sanders ontworpen theater met zijn voor een kleine stad zo grootsteedse grandeur. Herman Romer was 'slechts' bioscoopbezoeker en beleefde de Rotterdamse theaters vanaf de parterre tot aan de balcon-loge - tenminste in die theaters die hun bezoekers de weelde van een aparte zetel gunden. Romer is een Rotterdammer en zijn boek trekt de grenzen daarom tot het Prinses Theater aan de Schiedamseweg, Victoria in het noorden en Colosseum en de Harmonie aan de Beijerlandselaan en Gaesbeekstraat. Maar dat betekent niet dat het boek voor Schiedam en vooral de Schiedamse filmliefhebbers minder interessant zou zijn. Als ergens de grenzen tussen Rotterdam en het aangegroeide Schiedam vervaagd zijn, dan is het wel op de gebieden van onderwijs, uitgaan en cultuur. Vraag de Schiedammers naar de naam van een belangrijk museum en tien tegen één dat hij met Museum Boymans van Beumngen op de proppen komt. En evenzo is hij even bekend met de Rotterdamse bioscopen als met het indertijd stadseigen Passage Theater en het Monopole Theater dat toch vooral in de herinnering voortleeft in het kattekwaad dat directeur-eigenaar Daniels tot wanhoop dreef. Romers boek geeft een consciëntieus verslag van de ontwikkeling van de Rotterdamse bioscoop. Vanzelfsprekend beginnend met de eerste echte filmvertoning in Rotterdam in 1896 door de Franse broers Michel en Alexis Werner in een bovenzaaltje van het Grand Café du Passage. Het was een gebeurtenis van betekenis en dat de vertoning kon plaatsvinden in slechts een bovenzaal vond evenzeer z'n reden in de korte duur van het programma waarin bootjes op de Seine te zien waren en een danseres van de Moulin Rouge, alsmede in de hoogte van de entreeprijs die met vijftig cent de weekhuur van een fatsoenlijke arbeiderswoning vertegenwoordigde. Een jaar later kreeg Rotterdam z'n eerste bioscoop; The American Bioscope waarin in datzelfde jaar ook de eerste in Rotterdam opgenomen filmbeelden werden vertoond. The American Bioscope, later de Tivoli Bioscope geheten zou Nederlands eerste vaste filmtheater worden, voorzien van vaste stoelen inplaats van de lege biervaten waarop de bezoekers van de reizende theaters moesten zitten, een echt balcon en zelfs een buffet waar de bezoekers een kop koffie Affiche 1958 konden verkrijgen met het verzoek om de lege kopjes onder de stoelen te zetten om het opruimen te vergemakkelijken. En natuurlijk besteedt Romer uitvoerig aandacht aan Abraham Tuschinski. Abraham Ifek Tuschinski kwam als zeventienjarige Poolse vestenmaker in 1904 aan in Rotterdam. Hij was op doorreis naar Amerika, maar bleef in de havenstad wonen en verpandde zijn hart aan Nederland. Van kleermaker klom hij op tot bioscoopkoning die reeds vier theaters in Rotterdam had toen hij besloot zijn levensdroom te verwezenlijken: een filmpaleis in de hoofdstad, Amsterdam. Niets was hem mooi of groot genoeg. Alle stijlen waar Abraham Tuschinski van hield liet hij in dit gebouw verwerken door topkunstenaars: Willem Kromhout, Jaap Gidding en Pieter den Besten lieten Jugendstil, Amsterdamse School en Art Deco samensmelten in de droombioscoop waarin de aardse werkelijkheid vergeten kon worden. Het verhaal is bekend, maar krijgt toch een nieuw reliëf door de vele foto's van theater, straatbeelden en vooral filmadvertenties, -foto's en -affiches. Maar echt levendig wordt het boek waar Romer vanuit zijn

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2004 | | pagina 371