Hoogstraatmaker
Musis 376
dingen te horen als wegwezen, rot op, we moeten jullie niet.'
Nijenhuis, gecontracteerd voor de tweede fase (denken),
vergaat het niet beter.'In Groot Vlaardingen hebben een paar
heel lelijke stukken over mij gestaan met als strekking: doe
wat aan die panden, of ga anders naar huis. Verschillende
winkeliers hebben ook tegen mij gezegd dat ze mij kever niet
zien.'
Uit deze bejegening trok Nijenhuis in de loop van het jaar de
conclusie dat hij maar beter met niemand contact kon
zoeken. Dat zou kunnen worden uitgelegd als 'sociale
spionage' en daar had hij geen zin in. Sindsdien beperkt hij
zich tot de letterlijke uitvoering van zijn opdracht: denken.
'Het was de bedoeling dat ik twee dagen per week op de
Hoogstraat aanwezig zou zijn. Dat heb ik al gauw
teruggebracht tot één middag per week.' Op die
(donderdag)middag houdt hij spreekuur tussen twee en vier.
Maar hij moet de eerste bezoeker nog ontvangen.
'Er gebeurt helemaal niks als ik er zit. Ik doe de deur open,
en als ik wegga doe ik 'm weer dicht. Dat is alles.'
Vindt hij dat gebrek aan belangstelling niet teleurstellend?
'Teleurstellend? Ik vind 't heerlijk! Kan ik ongestoord aan
mijn boek werken.'
Dat boek gaat de neerslag bevatten van zijn aan de Hoogstraat
gerelateerde gedachten. Het krijgt eerder een filosofische, dan
een praktische inhoud. Het wordt zeker geen kant en klaar
voorstel hoe de noodlijdende straat er weer bovenop kan
worden geholpen. 'Als ze zoiets van mij willen, moeten ze me
maar een stedenbouwkundige opdracht geven.'
Wat er in het boek komt te staan, bepaalt Nijenhuis helemaal
zelf, sturing, begeleiding of overleg over de inhoud is er niet.
'Er is geen ambtelijk team dat zich met de Hoogstraat
bezighoudt. Ambtenaren zijn niet verplicht om te luisteren of
om op te draven als ik dat zeg. Er is een commissie waarin
mijn activiteiten worden besproken. Die zegt: prima watje
doet, ga zo door.'
Ondertussen lijkt het die commissie bar weinig te interesseren
wat Nijenhuis doet. Dat heeft de Hoogstraatmaker zelf ook
heel goed in de gaten. Het schijnt hem niet te deren.
Monter zegt hij:' Ik zit in een volstrekt zinloos project in een
volstrekt zinloze positie. Wat mijn functie is, is mij
onduidelijk. Mijn functie is, wat ik er zelf van maak.
Ik kan doen en laten wat ik wil. Ik ben een soort autonoom
kunstenaar.'
De Hoogstraatmaker heeft een paar bijeenkomsten met
plaatselijke kunstenaars belegd en enkele mysterieus
geformuleerde stellingen in een huis aan huisblad
gepubhceerd met de bedoeling reacties los te maken bij het
publiek. Een lezing in de Cuypertoren trok veertig
belangstellenden, de respons op de advertenties was nogal
mager. In aantallen althans, want over de intensiteit van de
reacties zegt Nijenhuis zich niet te willen beklagen.
'Er was een mevrouw onder die in de oorlog op de
Hoogstraat heeft gewoond. De straat schijnt een keer
gebombardeerd te zijn geweest en daarbij had zij een
familielid verloren. Dat kwam zij mij in geuren en kleuren
vertellen.'
Zeer interessant maar waar ligt hier de relatie met de
beroerde positie van de middenstand op de Hoogstraat anno
2004? Nijenhuis raakt geïrriteerd. Reageert kregel:'Waarom
vraagje toch voortdurend naar de dienstbaarheid van mijn
werk. Dit is een kunstproject. Ik hoef helemaal geen
waardering. Ik vermaak me prima. Het is toch een
godsgeschenk dat er een plek bestaat waar je in staat wordt
gesteld ongestoord te denken? Jammer als de mensen op de
Hoogstraat daar niks mee hebben. Maar dat het gebeurt, is
fantastisch. Waar kan dat nou nog in deze tijd?'
Eind december loopt het contract van Wim Nijenhuis af en
treedt fase drie van het project in werking (praten). Fase twee
(kosten 76.000 euro) wordt gedocumenteerd in een boek en
twee videofilms. De films doen onder meer verslag van de
bijeenkomsten met kunstenaars en van interviews met
Vlaardingse bestuurders. Ook het interview met Musis werd
op video gezet en zo onderdeel van het project.