Het rijtje
Jan Brokken
Musis 382
Op vrijdag 5 november 2004 gaf de schrijver Jan Brokken een
lezing in Schiedam, georganiseerd door boekhandel Post
Scriptum en de bibliotheek Schiedam-Noord. Aanleiding was
het verschijnen van zijn autobiografische roman Mijn kleine
waanzin, die op de Zuid-Hollandse eilanden speelt. In Rhoon,
waar Jan Brokken zijn jeugd doorbracht, maar ook in Pernis,
Barendrecht, Rotterdam-Zuid, Schiedam en Vlaardingen.
Speciaal voor die avond schreef Jan Brokken een kort verhaal.
Het schijnt dat Soekarno, iedere keer wanneer hem verweten
werd dat hij niets van Nederland begreep, in de lach schoot en
het rijtje opdreunde dat hij op de lagere school had geleerd:
Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, Hoek van
Holland. Ook bij mij zit het rijtje in mijn geheugen gebeiteld,
maar niet alleen door de aardrijkskundeles. Bij al die plaatsen
horen voor mij gezichten.
Het mooiste paste bij Schiedam. De jongste zus van mijn
vader, Ans, was met een Schiedammer getrouwd, met Ruud.
Toen ik een jaar of zeven, acht was, zal tante Ans een jaar of
vijfendertig zijn geweest. Ze was van een onwaarschijnlijke
schoonheid. Mijn broers, die tien en negen jaar ouder waren
dan ik en al naar de bioscoop gingen, vergeleken haar met
Grace Kelly. Toen ik vroeg wie dat was, heten ze me een
plaatje uit een tijdschrift zien, en inderdaad, tante Ans was
even blond als Grace Kelly, had net zoals zij de haren strak
naar achteren getrokken en had een even scherp gezicht.
Ze was ongeveer even lang als de filmster, even slank, en ze
droeg strak gesneden mantelpakjes van een donkere kleur.
De rok reikte tot aan de knie, en dat was in de jaren vijftig
knap kort, waardoor wij ook nog eens een goed zicht kregen
op haar fraai gevormde benen. Tante Ans stiftte haar lippen
dieprood. Mijn vader zei het anders, en met iets van afkeuring
in zijn stem: ze beschilderde haar lippen.Voor mij was ze echt
een vrouw uit de grote stad, ze leek in niets op de vrouwen in
het dorp waar ik opgroeide. Woorden als wuft en bevallig
kregen plotseling een betekenis voor me wanneer ik tante Ans
zag verschijnen.
Oom Ruud zag er even modern uit, hij had achterovergekamd
haar, plantte wanneer hij in een fauteuil plaatsnam de
ellebogen op de knieën en rookte North States zonder filter.
Met mrjn ouders ging ik regelmatig op bezoek bij tante Ans
en oom Ruud. Hij had een bedrijf dat raamkozijnen
fabriceerde, en tijdens de jaren van de wederopbouw en de
woningbouw groeide het uit tot een ware fabriek. In mijn
herinnering lagen de werkplaats en zijn woning vlak naast een
molen, een houtmolen, die heel vroeger de zaagmachines had
aangedreven. Oom Ruud had het bedrijf namelijk van zijn
vader geërfd, en die had het weer van zijn vader overgenomen.
Het was een oud familiebedrijf, wat de plek naast de niet meer
in dienst zijnde molen verklaarde. Naast die molen was een
water waarin het hout dreef.
Ik ben nooit meer in het centrum van Schiedam terug
geweest, ik weet niet of die molen er nog staat, ik weet zelfs
niet hoe betrouwbaar mijn herinneringen zijn. Misschien heb
ik alleen over die molen horen vertellen. Maar als ik mijn
ogen dichtknijp zie ik hout drijven in een vierkant water en
tekent zich een molen af, tegen een avondhemel.
Na mijn twaalfde jaar kwam ik niet meer bij tante Ans en
oom Ruud thuis. Het ging niet zo goed tussen mijn vader,
zijn jongste zus en zijn zwager; het had geloof ik iets met de
oorlog te maken. Oom Ruud had zijn bedrijf draaiende
proberen te houden, ongeacht de opdrachtgevers, en mijn
vader had de hele oorlog in een Jappenkamp gezeten.
Het kwam misschien ook door de verschillende levenswijzen,
oom Ruud en tante Ans waren volslagen atheïstisch, en mijn
vader had zich op zijn achttiende tot het protestantisme
bekeerd. Sterker nog, mijn vader had theologie gestudeerd en
was na terugkeer in Nederland dominee geworden, in Rhoon,
even ten zuiden van Rotterdam. Mijn vader vond zijn jongste
zus in alle opzichten te wuft. Ik voelde iets van die
onderhuidse spanningen, en op mijn twaalfde wilde ik niet
meer mee naar Schiedam. Voor de zoon van tante Ans en oom
Ruud gold hetzelfde; mijn neef was even oud als ik en op den
duur kwam hij niet meer mee naar ons dorp: hij voelde zich
niet op zijn gemak in de pastorie.
Zo verdween Schiedam uit mijn leven, maar Grace Kelly en
de houtmolen bleven me bij, en iedere keer wanneer ik
Schiedam hoor, denk ik niet aan de jenever, maar aan Room
with a view, een film die ik pas op mijn twintigste zag en
waarin tante Ans de hoofdrol speelt. Schiedam is voor mij
onverbrekelijk verbonden gebleven met vuurrood gestifte
lippen.
In Vlaardingen woonde de oudste zus van mijn vader, tante
Map. Ze was met een boer getrouwd, met oom Jaap.
In 'Mijn kleine waanzin' beschrijf ik de logeerpartijen bij oom
Jaap en tante Map. Ik vond het veel te schimmig bij hen thuis;
de boerderij lag te ver van de weg af, was vanwege de hoge
kosten niet op het electriciteitsnet aangesloten en werd slechts
door een enkele petroleumlamp verlicht. Toen de
bureauredacteur van de uitgeverij die passage las, vroeg hij me
of ik niet een beetje overdreef. Nee. De boerderij van oom
Jaap en tante Map, die uit 1630 stamde, lag aan de weg van
Vlaardingen naar Schipluiden, aan de Holyweg. Om de stee te
bereiken, moest je een lang pad over dat langs een sloot en
een rij knotwilgen hep. Pas na honderd meter bereikte je het
erf. De boerderij was inderdaad niet op het electriciteitsnet
aangesloten en evenmin op de waterleiding. In de keuken, met
Delftsblauwe tegels bekleed, moest tante Map aan een
gietijzeren pomp zwengelen om het water te laten stromen,
water dat uit een put kwam, diep onder de grond. Van de
boerderij liep wel een bovengrondse kabel naar de weg; oom
Jaap was melkboer, had veertig koeien op stal staan en veertig
schapen in de wei; hij moest geregeld de veearts bellen,
wanneer weer een kalt of een lam in aantocht was. Iedere
morgen reed ik met hem mee naar de melkfabriek, op een kar
die door een paard werd getrokken. Je kunt je bijna niet meer
voorstellen dat dit minder dan vijftig jaar geleden is.